Vroege kerkbegravingen in Torarica

Geschreven door René ten Dam en Stephen Fokké op .

Na de komst van de Nederlanders in 1667 en het verplaatsen van het bestuurscentrum naar Paramaribo, liep de bevolking van Torarica snel terug, van 1500 bewoners in 1667 naar 500 in 1669. De terugloop werd niet alleen veroorzaakt omdat mensen verhuisden, maar ook doordat veel Engelsen vertrokken uit Suriname.[1] 

In Torarica stond een “oude vervallen kercke, cleijn, rondom open en van boven met gaten, in ’t midden van ’t bosch staande” [2], waarvan bovendien bekend is dat er in begraven is. In een brief uit 1672 van schipper Jan Dimmesen, gericht aan zijn vrouw in Middelburg, doet hij melding van het overlijden van zijn broer Jacob en dat deze ‘inde kercke van Torarijca’ begraven was, ‘aen de zijde van de heer Abraham Qurijnsen saligher’. [3] Crijnssen was overleden op 1 februari 1669 en werd nog dezelfde dag begraven. [4] Onduidelijk is vooralsnog of Crijnssen is overleden in het fort en in eerste instantie daar is begraven, om later te worden herbegraven in de kerk van Torarica. Of dat hij gelijk is begraven in Torarica. Vermoed wordt het eerste, maar zeker is dit niet.

Het begraven in de kerk was niet goedkoop. Suiker was in die dagen een wettig betaalmiddel en de kosten voor het begraven werden uitgedrukt in ponden suiker. [5] Op 8 januari 1695 werd vastgesteld wat de kosten waren voor het begraven in de kerk:

Iemant voor sijne familie een grafstede in de kercke begeerende sal daervoor moeten betaelen…. 20000 pond; Iemant particulier in de kercke willende begraven wesen, moet betaelen… 10000 pond; Iemant tsy man ofte vrouw een suijckerwerck [plantage] hebbende, en op het kerckhoff off haere plantage begraven werdende, sal aen de kerck van sijn off haere divisie moeten betalen… 400 pond; Ieder kint sijn ouders hebbende… 200 pond; Ieder persoon die in dienst van de planter is… 100 pond; Ieder kostplanter en vrije arbeijtsluij moeten betaelen… 200 pond; Voor haere kinderen…100 pond. [6]

De kerk in Torarica was gebouwd door de Engelsen en werd na de komst van de Nederlanders gebruikt voor de protestantse eredienst. Onbekend is of er eerder al door de Engelsen begraven is in de kerk, maar uitgaande van Europese gebruiken lijkt dit waarschijnlijk.[7] De kerk van Torarica was echter geen lang leven beschoren. Na de dood van dominee Ter Maath in 1699 werd er geen nieuwe voorganger benoemd en de Hervormde gemeente Torarica werd samengevoegd met die van Paramaribo. En het jaar daarop werd begonnen met de verkoop van materialen van de intussen vervallen kerk. Wat er met de resten van Crijnssen en de overige doden is gebeurd, blijft vooralsnog onbekend.

 

Noten

[1] Bye, John H. de. Torarica – De oude hoofdstad van Suriname (2017), pag. 25

[2] Ds. Johan Basseliers, de eerste Nederlandse predikant in Suriname, in 1676 in een brief aan de classis te Middelburg; via Oudschans Dentz pag. 355

[3] De brief van Dimmisen werd in 1672 van Fort Zeelandia verzonden, maar onderweg naar Nederland werd het schip met de brief door Engelse kapers buitgemaakt. De brief werd begin deze eeuw ontdekt als onderdeel van de Prize Papers in The National Archives, een Brits archief dat ongeveer 38.000 Nederlandse brieven en documenten bevat die werden vervoerd op Nederlandse schepen in de zeventiende en achttiende eeuw. De bewuste brief is gevonden door Nettie Schwartz, die onderzoek verrichtte in het kader van haar masterscriptie aan de Universiteit van Amsterdam.

[4] Zeeuws Archief - Archief van de Staten van Zeeland en hunne Gecommitteerde Raden, (1574) 1578-1795 (1799) [toegang 2.1], inv.nrs 2035.1 en 2035.2 via https://www.archieven.nl/ (geraadpleegd 7-1-2018)

[5] De waarde van een pond suiker werd in 1669 gesteld op twee stuivers en vanaf 1679 op één stuiver.

[6] NL-HaNA, Raad van Politie Suriname, 1.05.10.02, inv.nr. 213A

[7] In dezelfde periode werd er ook begraven in of bij fort Zeelandia in Paramaribo, het bestuurlijk centrum van de Nederlandse kolonie.