Skip to main content

Fort Kochi - Adriaan van Ommen

Van de grafsteen van Adriaan van Ommen is aan het eind van de negentiende eeuw een tekening gemaakt. Toen was de steen al in een slechte staat en de leesbaarheid van de steen is tegenwoordig nog slechter. De steen moet in opdracht van iemand gemaakt zijn die het een en ander van hem wist en voldoende om hem gaf om zoveel geld uit te geven. De steen werd versierd met een familiewapen en vermeldt de leeftijd van Adriaan, aangegeven in dagen, maanden en jaren. Als overlijdensdatum staat 27 november 1696 uitgehakt.[i] De tekenaar van de steen liet zijn ouderdom wat wazig waardoor het gissen blijft wat er stond. Alleen de 38 jaren zijn duidelijk overgenomen en ooit werd daar bijgeschreven 2 maanden en 5 dagen. Zijn geboortedatum zou dan rond 22/23 september 1658 moeten liggen. De doopdatum ligt dan meestal binnen 6 weken daarna, uitzonderingen daargelaten.

Grafmonument voor Adriaan van Ommen, ingemetseld in de muur van de kerk.Grafmonument voor Adriaan van Ommen, ingemetseld in de muur van de kerk (foto Leon Bok, 2020).

In die tijd was het in Nederland de gewoonte dat naam van iemand bestond uit een voornaam, gevolgd door de voornaam van de vader. Als Adriaans vader bijvoorbeeld Jan genoemd werd, werd Adriaan ”Adriaan Janszoon” genoemd. Ommen is een oude plaats in het noordoosten van Nederland. Als je in Nederland een familienaam hebt die naar een plaats verwijst is het aannemelijk dat je van iemand afstamt die ooit uit die plaats is vertrokken. Het zegt dus niets over de geboorteplaats van Adriaan. Gelukkig is de administratie van de Verenigde Oost-Indische Compagnie redelijk betrouwbaar en staat bij een bevordering van Adriaan dat hij afkomstig is uit Amsterdam. In 1658 zijn in Amsterdam 28 Adriaans geboren. Op 5 augustus werd Arijaen gedoopt als zoon van Pieter van Ommen en Marretje Arijaens. De 2 maanden op de steen moeten dus waarschijnlijk 4 maanden zijn waardoor zijn geboortedatum dan uitkomt op 22 juli 1658.

Tekening van de grafsteen voor Adriaan van Ommen.Tekening van de grafsteen voor Adriaan van Ommen.

Pieter en Marretje waren in Amsterdam in1655 getrouwd. Pieter was schrijver bij de Verenigde Oost-Indische Compagnie. Staande achter een lessenaar was hij tussen licht en donker bezig met het schrijven en kopiëren van de eindeloze stroom brieven en documenten die verzonden en ontvangen werd op het kantoor. Mogelijk hebben al die verhalen over verre oorden zijn verlangen aangewakkerd om zelf ook op reis te gaan. Pieter en Marretje kregen in hun huis aan de Korte Niezel in hartje Amsterdam zeven kinderen, terwijl hij van zes van hen aangifte van overlijden deed. Adriaan bleef als enig kind over. Ze gooiden het roer om. Nog geen maand na het begraven van hun zesde kind vertrok Pieter met Marretje en Adriaan op het schip de Beemster richting Indië.[ii] [iii]

Na aankomst op Colombo werden de nieuwkomers op basis van kennis en kunde naar een nieuwe post gezonden. Pieter was vertrokken in de rang van fiscaal, een soort belastingontvanger, en werd naar Cochin gezonden.[iv] Hier kon Adriaan nog 6 jaar van zijn jeugd genieten tot hij in 1674,16 jaar oud, ook in dienst trad bij de VOC als jong assistent.[v]

Het duurde even voor Adriaan zijn weg naar boven maakte. In 1684 is hij opgeklommen tot secretaris in Hougly.[vi] Binnen de - als mooist bekendstaande - handelspost, waren pakhuizen voor katoen, opium en zijde. Het was ook berucht vanwege de vele corrupte VOC-dienaren en daar zou Adriaan in de komende twaalf jaren van zijn leven veelvuldig van beschuldigd worden. In september 1684 wordt hij overgeplaatst naar Agra[vii] en vandaar uit wordt hij in 1688 mede- opperbevelhebber in Suratte.[viii]

Langslepende en hoogoplopende ruzies, onwerkbare situaties en overplaatsingen rond zijn persoon komen meer dan gemiddeld voor. Uit de weinig verheven scheldpartijen op papier blijkt ook iets over zijn postuur; hij wordt “geboggelde” genoemd. Een ander punt van veelvuldige irritatie is dat hij gezien wordt als “een bijsondere gunstellingh” van de Commissaris-generaal Hendrik Adriaan van Rheede tot Drakestein, waardoor niemand hem een strobreed in de weg durft te leggen.[ix] In dat licht bezien is het rolbevestigend dat hij bij de begrafenisstoet van Van Rheede van Drakestein in de koets achter de baar zit als vertegenwoordiger van zijn familie. [x]

Grafmonument in Surat voor Van ReedeGrafmonument in Surat voor Van Reede (foto Kaanan Thakkar).

Na een compleet uit de hand gelopen ruzie met zijn mede-gezaghebber op Suratte, Pieter van Helsdingen, werd in 1694 besloten de kemphanen uit elkaar te halen. Pieter ging naar Batavia en Adriaan werd 20 augustus 1694 aangesteld de nieuwe gezaghebber van Cochin. Naast al dat geruzie bleek hij voor de VOC een waardevolle kracht vanwege zijn grote kennis over de teelt van papaver voor de opiumproductie en de indigoteelt. Op 11 november 1694 kwam hij op Cochin aan met de fluit Hobre.[xi]

Over zijn privéleven is niets bekend. Zijn aanstelling in Cochin was aanleiding voor zijn vader Pieter om overplaatsing naar Cochin en een pensioen aan te vragen. Vanwege zijn dienstverband van 42 jaar werd het toegestaan. Hij verhuisde met vrouw, dochter en 13 slaven naar Cochin waar hij, nagenoeg blind, in 1699 nog leefde.[xii] In 1699 verscheen in de lijst met schoolgaande kinderen op Cochin een jongetje van 4 jaar genaamd Pieter van Ommen. Zijn vader was dood en als moeder werd genoemd Susanna de Oude, waarschijnlijk een familielid van de predikant Gerard de Oude. Met zijn verhuizing naar Jaffanapatnam verdween ook haar naam uit de boeken van Cochin.

 

Noten

[i][i] Tijdens het maken van de tekening bleek dat de steen van een veel oudere datum was en dus voor Van Ommen hergebruikt is. Origineel hoorde de steen bij een Portugees graf en was de inscriptie " Esta sepulture e de Francisco Roiz Milao e de sous erdeiros faleceo 15 de Maio 1560 o do oennao Lopez Milao faleceo 24 de Jan. Ao de 1565/*

[ii] DAS-register. De Beemster vertrok voor de kamer van Amsterdam op 9 mei 1668 en kwam 29 december 1668 aan in Colombo op Ceylon.

[iii] Waarschijnlijk was Marretje zwanger van hun zoon Jan. Deze trad als assistent in dienst van de VOC in 1683 met als plaats van herkomst Amsterdam.

[iv] NA 1.04.02.1469_0797 en 798 1669 onderkoop fl. 40,00, 168. Koopman fl. 60,00 en 1690 opperkoopman fl. 80,00, werkzaam als opperhoofd van Trincqomalen en Batticolose districten

[v] NA 1.04.02.1529_1192

[vi] Nu bekend als Chunchura in West-Bengalen, India

[vii] NA 1.04.02.1475_0203

[viii]  NA 1.04.02.1494_0301

[ix] NA 1.04.02.1512_0674

[x] NA 1.04.02.1529_0830. Van Rheede was 15 december 1690 overleden terwijl hij onderweg was van Cochin naar Suratte. Hij werd op 3 januari 1691 met veel ceremonie begraven in Suratte

[xi] NA 1.04.02.8993_0288

[xii] NA 1.04.02.1593_0648

  • Laatste update op .