De grafsteen van Hendrik Duurkoop
De grafsteen van Hendrik Duurkoop op de Hollandsche begraafplaats bij de Goshinji-tempel in Nagasaki is lange tijd beroemd geweest vanwege het feit dat het de oudste nog aanwezige grafsteen was die aan een Europeaan toebehoorde.[1] Duurkoop, die het grootste deel van zijn volwassen leven doorbracht in Batavia (nu Jakarta) en Nagasaki, stierf op zee op 42-jarige leeftijd terwijl hij onderweg was naar zijn tweede post als opperhoofd van de Hollandse factorij op Dejima. In dit artikel wordt een korte weerslag gegeven van het in Japan beschikbare historische materiaal in het Nederlands en Japans over het leven van Duurkoop en de geschiedenis van zijn grafsteen na zijn dood.[2]
Guido Hermann Fridolin Verbeek
In 2003 verscheen in Japan van de hand van mw. Hisayo Murase het boek ‘Verbeck of Japan’. Het boek is een vertaling in het Japans van de biografie van Guido Hermann Fridolin Verbeek geschreven door W.E. Griffis uit 1901 en voorzien van annotaties.
In 2012 verscheen, weer in Japan, een tweede – nu in het Engels - boek over het leven van Verbeek, getiteld: ‘Guido F. Verbeck. A life of determined acceptance.’ Van mw. Noriko Itoh. Verbeck is een verengelsing van de familienaam Verbeek. Als lezer zult u zich misschien afvragen waarom aandacht wordt gevraagd op twee in Japan verschenen boeken. De reden is dat het over een Nederlander gaat die een grote bijdrage geleverd heeft aan de ontwikkeling van Japan in de negentiende eeuw. Nog interessanter is dat hij afkomstig was uit Zeist. Hij mag naast Willem Pijper en Hendrik Marsman als een van de grootste zonen van Zeist worden beschouwd. Het is onterecht dat zijn naam in Zeist onbekend is en in zijn geboortedorp niets aan hem herinnert.
Begraven aan de andere kant van de baai (vanaf 1655)
In 1641 werden de Nederlanders gedwongen te verhuizen van Hirado naar Nagaski en verloren daarmee de mogelijkheid om hun doden aan land te begraven. In plaats daarvan kregen de doden een zeemansgraf. Nadat uiteindelijk in 1654 toestemming was verkregen voor het begraven aan land duurde het nog bijna een jaar voordat de eerste dode daadwerkelijk een graf kreeg. Opperhoofd Winnincx sprak tijdens de hofreis in het voorjaar 1655 wel al zijn dank uit aan verschillende hoogwaardigheidsbekleders voor de toestemming om de doden aan land te mogen begraven.
Begravingen op het eiland Yokoshima
In 1638 werden de Engelse en Nederlandse begraafplaats vernield als gevolg van de toenemende vervolging van christenen. Uiterlijke tekens van het christendom werden kapot gemaakt en sporen uitgewist. Niet lang na het vernielen van de begraafplaats stierven twee leden van de factorij. Voor hen werden graven gedolven op het zogenaamde compagnies eiland. Dit kleine eiland, Yokoshima geheten, ligt volgens de beschrijvingen net buiten de baai voor Hirado. Het eiland was in gebruik door de VOC als locatie voor het vee en mogelijk ook voor andere zaken.
De eerste VOC begraafplaats in Japan
Naar verluidt werd Hirado voor het eerst door een Nederlander aangedaan in 1597. De naam van deze eerste Nederlander was Hector Kars, geboren in Zeeland.[1] Waarschijnlijk was diens schip geënterd door de Portugezen en was hij overgegaan in hun dienst. Als zodanig belandde hij in Hirado. Al vanaf 1594 hadden Nederlandse privéondernemers schepen de zee op gestuurd om in de Oost kruiden op te halen. De handel in kruiden was lucratief, zeker omdat de Spanjaarden met wie de Nederlanders toen in oorlog waren, niet meer leverden. De onderlinge competitie was groot en in 1598 stelden de Staten-Generaal meer samenwerking voor. Ondertussen werden nog steeds schepen uitgezonden, zoals een vloot bestaande uit vijf schepen die op 27 juni 1598 vanuit Rotterdam richting Azië vertrok. Deze vloot bestond uit het vlaggenschip Hoop, het viceadmiraalsschip Liefde en de schepen Trouw, Geloof en Blijde Boodschap.
Gijsbert Hemmij's dood
Van een aantal Nederlanders uit de VOC-periode is bekend dat zij niet in Nagasaki zijn begraven maar elders. Van in ieder geval vier personen zijn in de dagboeken van de opperhoofden aantekeningen terug te vinden bij wie dit is gebeurd. Met name één van die begrafenissen speelde een belangrijke rol bij het ontstaan van de Nederlandse begraafplaats in Nagasaki.
Een van de bekendste en meest aansprekende sterfgevallen is die van Gijsbert Hemmij. Hemmij was in 1792 opperhoofd geworden op Dejima en bleef dat niet één jaar, maar tot aan zijn dood in 1798. Het waren roerige tijden omdat in Nederland de Bataafse Republiek was uitgeroepen en de VOC was genationaliseerd, maar de hofreizen naar Edo gingen gewoon door. Na de audiëntie in Edo was Hemmij op de terugweg onder verdachte omstandigheden ziek geworden. Sommigen zeggen dat hij vergiftigd was door lieden die afgunstig waren vanwege de handel die hij voor zichzelf had opgezet. Hij stierf op 8 juni 1798 in het stadje Kakegawa, zo’n 200 kilometer ten zuidwesten van Edo. De volgende dag werd hij ter plekke met enig ceremonieel begraven bij de Tennenji-tempel. Bij de begrafenis waren naast de reisgenoten, arts Letzke en boekhouder Ras, ook de meest vooraanstaande Japanners uit hun escorte aanwezig.
De geschiedenis van de Dead Dutchman Society in Tokio
Geschiedenis is mijn hobby, vooral die van de uitwisseling tussen Japan en de buitenwereld. Daarom ben ik vele jaren geleden gestart met de jaarlijkse herdenking van de in vergetelheid geraakte jonge Nederlander, die een belangrijke rol heeft gespeeld in de negentiende eeuw ten tijde van de opening van Japan naar de buitenwereld. Dit was de start van wat uiteindelijk de Dead Dutchman Society in Tokio is geworden.
De jonge Nederlander in kwestie was Henry Heusken, secretaris van Townsend Harris, de eerste Amerikaanse ambassadeur in Japan. Henry, die een belangrijke rol speelde bij de diplomatieke onderhandelingen tussen de westerse mogendheden en Japan, werd in januari 1861 in Tokio vermoord door dissidente antiwesterse samoerai.
De onfortuinlijke dood van Henry Heusken
Hoe een Amsterdammer via Amerika terecht kwam in Japan en daar een gruwelijke dood vond. Dat is in het kort het verhaal van Henry Heusken. Heusken werd geboren in Amsterdam, zoon van Joannes Franciscus Heusken en Joanna Smit, beiden uit een katholieke familie. Zij waren getrouwd op 25 april 1827. Joannes was destijds zeepzieder (zeepmaker) en volgens de bevolkingsgegevens was Henricus Coenradus Joannes, zoals Henry’s doopnamen luidden, hun enige zoon. Joannes Heusken overleed in 1846, toen Henry nog maar veertien jaar oud was. Toen dat gebeurde verbleef Henry op een kostschool in Breda, ongetwijfeld een katholieke. Op zijn vijftiende kwam hij weer terug naar Amsterdam. In de volgende zes jaar probeerde Henry in de voetsporen van zijn vader te treden in het familiebedrijf. Hij was verantwoordelijk voor de zorg van zijn moeder die niet in de beste gezondheid verkeerde. Volgens het bevolkingsregister van Amsterdam woonde Henry rond 1853 op verschillende adressen in Amsterdam waaronder de Leidsegracht 64, Oudezijds Achterburgwal 10 en Nieuwendijk 7. In een van de registers staat hij te boek als een kantoorbediende. Dat moet al geweest zijn nadat hij het familiebedrijf tevergeefs had geprobeerd voort te zetten. In 1853, toen Henry 21 jaar oud was, besloot hij te emigreren naar Amerika. Wat resteerde aan familiebezit moet voldoende zijn geweest om zijn moeder te onderhouden.
Kaart van de begraafplaats
Zoals de kaart van de begraafplaats laat zien, lijkt de indeling van de huidige grafstenen niet erg logisch. Het ziet er echter niet naar uit dat de situatie veel is veranderd sinds de begrafenis van Duurkoop in 1778. De huidige begraafplaats meet in totaal 265 m2, verdeeld over twee terrassen.