Skip to main content

De eerste VOC begraafplaats in Japan

Naar verluidt werd Hirado voor het eerst door een Nederlander aangedaan in 1597. De naam van deze eerste Nederlander was Hector Kars, geboren in Zeeland.[1] Waarschijnlijk was diens schip geënterd door de Portugezen en was hij overgegaan in hun dienst. Als zodanig belandde hij in Hirado. Al vanaf 1594 hadden Nederlandse privéondernemers schepen de zee op gestuurd om in de Oost kruiden op te halen. De handel in kruiden was lucratief, zeker omdat de Spanjaarden met wie de Nederlanders toen in oorlog waren, niet meer leverden. De onderlinge competitie was groot en in 1598 stelden de Staten-Generaal meer samenwerking voor. Ondertussen werden nog steeds schepen uitgezonden, zoals een vloot bestaande uit vijf schepen die op 27 juni 1598 vanuit Rotterdam richting Azië vertrok. Deze vloot bestond uit het vlaggenschip Hoop, het viceadmiraalsschip Liefde en de schepen Trouw, Geloof en Blijde Boodschap.

De vloot vertrok op initiatief van de Rotterdamse koopman en reder Pieter van der Haegen en de bankier Johan van der Veken naar Azië. De route werd geheimgehouden omdat deze niet via Kaap de Goede Hoop zou gaan. Doel van de reis was om via Zuid-Amerika, namelijk via Straat Magelhaes, een nog onbekende en gevaarlijke route naar de Molukken te varen voor de handel. Onderweg wilde men ook handel voeren, waarbij geweld niet zou worden geschuwd. De vloot bereikte Chili met slechts twee schepen, en wel de Liefde en de Hoop, die in staat waren om verder te varen. Gedurende de oversteek richting Japan verdween het schip Hoop in een storm waarna alleen de Liefde overbleef. Dat schip bereikte uiteindelijk op 19 april 1600 Japan. Niet de geplande bestemming, maar het gevolg zou betekenisvol zijn.

De zeelieden die de reis overleefd hadden, werden vriendelijk ontvangen door de Japanners, ondanks dat er op dat moment een burgeroorlog gaande was in Japan. Daarbij werden de Nederlanders al snel door de latere shogun Tokugawa Ieyasu ingezet in zijn voordeel. In 1605 mocht de voormalige kapitein van de Liefde, Jacob Quackernaeck, met koopman Melchior van Santvoort vertrekken. Ze voeren naar Patani, op de grens van het huidige Thailand en Maleisië, dat toen een belangrijke handelspost was. Bij zich hadden ze een papier van de shogun om de handel tussen Nederland en Japan te bevorderen. Via Patani werd het nieuws van de handelspas naar Nederland gestuurd. Ondertussen was daar in 1602 de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) opgericht. Die stuurde na ontvangst van het nieuws uit Batavia de schepen Rode Leeuw met Pijlen en Griffioen onder leiding van Jacques Groenewegen naar Japan. Die kwamen daar in 1609 aan, in Hirado om precies te zijn. Hirado was toen al een belangrijke handelshaven voor China en Korea. De Portugezen handelden op dat moment voornamelijk via de haven van Nagasaki en hadden een belangrijke rol in de kerstening van de Japanners in die regio.

Twee kooplieden die als VOC-vertegenwoordigers waren meegekomen op de twee schepen, Nicolaas Puyck en Abraham van den Broeck, bezochten samen met Melchior van Santvoort (die zich ondertussen had gevestigd in Japan) de shogun in Edo, het huidige Tokyo. Zij hadden een brief bij zich van Prins Maurits met het verzoek om de havens van Japan open te stellen voor Nederlandse schepen en om handelsbetrekkingen tussen Nederland en Japan te beginnen. Dit was feitelijk de eerste hofreis in de geschiedenis, waarna er nog vele zouden volgen.[2] De shogun stemde toe en op 24 augustus 1609 ontving Jacques Groenewegen voor de Nederlanders de officiële handelspas. Men opende direct een handelspost (factorij) op Hirado met Jacques Specx als eerste hoofdkoopman of opperhoofd. De schepen kwamen eerst via Patani en daarna via Batavia.

Noodzaak voor een begraafplaats

De reis van Batavia naar Japan duurde over het algemeen zo’n anderhalve maand. In die korte tijd stierven er vaak veel opvarenden door een tekort aan goed voedsel en schoon drinkwater. Tijdens de tocht naar Japan kregen de doden een zeemansgraf. Maar ook op schepen die vaak enkele maanden in de haven lagen, vielen doden. De eerste vermelding van een begraafplaats blijkt uit de dagboeken van de Engelsman Richard Cocks (1566-1624). Cocks was hoofd van de Engelse factorij die ook op Hirado was gevestigd van 1613 tot 1623. Hij vermeldt in zijn dagboek dat een Engelsman die overleed aan boord van de Clove werd begraven op de Nederlandse begraafplaats. Dat moet in 1613 zijn geweest, want in dat jaar kwamen de Engelsen aan in Hirado. In 1620 lieten de Engelsen zelf een begraafplaats aanleggen, zo blijkt uit het dagboek. Waarschijnlijk lagen beide begraafplaatsen niet ver van de Hollandse factorij, op de heuvel erachter.

The factory with behind it the hill where the cemetery must have been.De factorij, met daarachter de heuvel waar de begraafplaats moet hebben gelegen. (Foto Leon Bok, 2016)

Dat we de exacte locatie van de begraafplaats niet kennen noch het aantal overleden dat er begraven werd, heeft te maken met het ontbreken van de dagboeken die het opperhoofd normaal bijhield. Tussen 1609 en 1633 is de informatie vooral te verkrijgen uit brieven, rapporten van derden en andere dagboeken. We weten daarom van een aantal Hollanders vrij zeker dat ze hier begraven werden. In 1621 werd een zekere Jan Pietersen door de Engelsman John Roan doodgestoken. Hoewel Cocks het niet als zodanig vermeldt in zijn dagboek[3]zal Pietersen begraven zijn op de Nederlandse begraafplaats. In 1623 werden twee leden van de factorij hier begraven, Willem Cornelis Huijghen en opperhoofd Leonardt Camps. Diens opvolger Van Nijenrode heeft daarna Jochem van der Ass laten begraven. Van der Ass, secretaris van Pieter Nuijts[4], stierf in augustus 1627 door hoge koorts. In 1628 schreef Van Nijenroode over de begrafenis van koopman Isaacq Boogaert die aan dysenterie overleed in Miyako. Boogaert had net een bezoek aan het hof van de shogun gebracht. Het lijk van Boogaert was gepekeld en in een kist gestopt om de reis te doorstaan. Later, in 1632 werden een zoon van Nuijts, Laurens en de koopman Pieter Muijser ook hier begraven. Voor beiden, slachtoffers van een mislukte poging om de keizer gunstig te stemmen, vroeg Van Nijenroode toestemming om hen een christelijke begrafenis te geven. Dat werd toegestaan. Een maand na deze begrafenis overleed Van Nijenroode zelf. Waarschijnlijk werd hij niet begraven op de begraafplaats, maar in plaats daarvan gecremeerd naar de Japanse traditie..[5]

In 1638 werden de Engelse en Nederlandse begraafplaats vernield als gevolg van de toenemende vervolging van christenen. Uiterlijke tekens van het christendom werden kapot gemaakt en sporen uitgewist. Niet lang na het vernielen van de begraafplaats stierven twee leden van de factorij. Voor hen werden graven gedolven op het zogenaamde compagnies eiland. Dit kleine eiland, Yokoshima geheten, ligt volgens de beschrijvingen net buiten de baai voor Hirado. Het eiland was in gebruik door de VOC als locatie voor het vee en mogelijk ook voor andere zaken.

Toenemende vervolging

De bouw van een nieuw, stenen pakhuis in 1638 luidde feitelijk het einde in van de handelspost in Hirado. In die jaren werden christenen steeds meer vervolgd in Japan, zeker nadat er een revolte tegen het bewind had plaatsgevonden. Het leek er ook op dat het de Portugezen verboden zou worden om nog langer naar Japan te komen. In 1640 werden 61 Portugezen onthoofd als voorbeeld van de Japanse bedoelingen. Eind 1640 bleek het in het pakhuis ingemetselde wapen van de VOC met het bouwjaar aanleiding te zijn voor de Japanners om de nieuwe gebouwen af te laten breken. Niet veel later kregen de Nederlanders te horen dat ook zij als christenen werden beschouwd en dat zij hun handel zouden moeten verplaatsen naar Nagasaki. In maart 1641 moesten ook de woonkwartieren afgebroken worden. Halverwege 1641 was er in Hirado weinig meer te vinden van de handelspost en het eerste schip van dat jaar dat op Japan voer, bracht zijn lading naar Nagasaki. Daar was aan de Nederlanders het kunstmatige eilandje Dejima toegewezen, de plek waar voorheen de Portugezen waren gevestigd.

Anno 2017 is noch bij Hirado noch op het eiland Yokoshima iets te vinden van de begraafplaatsen. Na afbraak van het stenen pakhuis, de andere warenhuizen, barakken en overige gebouwen is het terrein lange tijd niet of nauwelijks gebruikt. De muur die de factorij in Hirado afschermde van de rest van het stadje bleef echter intact, net als enkele waterputten die de Hollanders destijds gebruikten. Meer recent zijn op de heuvel boven het pakhuis de fundamenten van de loge van het opperhoofd teruggevonden en het pakhuis zelf is min of meer in originele staat herbouwd. Min of meer, want echt duidelijke tekeningen ontbraken en er moest aan de hedendaagse bouweisen worden voldaan. Hierdoor is het pakhuis geen getrouwe replica van het origineel. Hoger op de heuvel zijn na de Tweede Wereldoorlog hotels gebouwd die mogelijk ook een deel van het terrein waarop de eerste begraafplaats lag, hebben vernield. Maar de gemeente Hirado houdt hoop dat men ooit nog de locatie van beide begraafplaatsen van de Hollanders zal weten te vinden, zowel bij de factorij als op het eiland Yokoshima. Regelmatig worden opgravingen gedaan en voor 2017 stond er wederom een opgraving gepland. Daarbij werd een skelet gevonden dat op westerse wijze begraven is en dus zeer waarschijnlijk een buitenlander is, mogelijk een Europeaan uit de zeventiende eeuw. De resultaten van het DNA-onderzoek moeten meer duidelijkheid geven.

 

Literatuur
  • Mulder, W.Z.; Hollanders in Hirado. 1597-1641, Haarlem 1980
  • Thompson, Edward Maunde, Sir; Diary of Richard Cocks, cape-merchant in the English factory in Japan, 1615-1622, met correspondentie, gepubliceerd 1883.
  • Blussé, Leonard en Cynthia Viallé; The Deshima dagregisters, Volume XI, 1641-1650, Leiden 2001
  • Miyanaga, Takashi; Brief notes concerning Dutch Gravestones in Japan. – the names of Dutchmen buried in the graveyards of Japanese temples and in foreign cemeteries in Japan (A.D. 1621 – 1982), Tokyo 1988.
  • Paul, H.; Nederlanders in Japan 1600-1854. De VOC op Desjima, Weesp 1984
  • Valentyn, Francois; Beschryvinge van den Handel en Vaart der Nederlanderen op Japan, Negende boek, Dordrecht/Amsterdam 1726.
  • Ijzerman, J.W.; Dirk Gerritsz Pomp alias Dirck Gerritsz China de eerste Nederlander die China en Japan bezocht (1544-1604) zijn reis en verblijf in Zuid-Amerika, Den Haag, 1915
  • Massarella, D. en I.K. Tyler; The Japonian Charters. The English and Dutch Shuinjο̄. In: ‘Monumenta Nipponica’ Vol. 45, No. 2 (Summer, 1990), pp. 189-205

 

Notes 

[1] Mulder, pag. 19. Valentyn haalt echter aan dat al in 1584 de Nederlander Jan Huigen van Linschoten uit Haarlem de eerste Nederlander was in Japan, in dienst van de Portugezen. Huigen is echter niet zelf in Japan geweest, maar kreeg zijn informatie van Dirck Gerritszoon Trom, die twee keer, in 1584 en 1585, via de Portugezen in Japan is geweest (IJzerman, 1915).

[2] Mulder, p. 96-97, Valentyn, p. 26.

[3] Thompson, p. 174.

[4] Nuyts ging als Raad van Indië en gouverneur van Formosa bij de shogun op bezoek om problemen met de Japanners op Formosa op te lossen. Ondanks adviezen zich bescheiden op te stellen, arriveerde hij met een hofhouding van ruim 200 man. Zijn houding zorgde er uiteindelijk voor dat de VOC Japan de Japanse handel op Formosa niet meer mocht belemmeren. Nuyts hield zich niet aan zijn woord en werd in 1630 uit zijn ambt ontheven en uitgeleverd aan de shogun. Nadat hij in 1636 vrijkwam keerde hij terug naar Holland. https://www.vocsite.nl/geschiedenis/ handelsposten/japan_nuyts.html [geraadpleegd 25-07-2017]

[5] Mulder trekt deze conclusie op grond van het feit dat Van Nijenroode twijfels had geuit over het christelijke geloof en zijn Japanse familie hem wellicht naar eigen traditie zou hebben gecremeerd.

  • Laatste update op .