Fort Kochi - Adriaen van Lier
In 2025 is het 345 jaar geleden dat Adriaen van Lier begraven werd in de St. Franciskerk in Cochin. Die locatie is niet ongewoon zou je zo op het eerste gezicht zeggen. Hij was immers opperkoopman en secundo van de handelspost van de VOC in Cochin. Het was passend dat hij met alle respect en ceremonie naar zijn laatste rustplaats werd gebracht, maar in zijn geval was de keuze voor de St. Franciskerk niet vanzelfsprekend. De kerk was gedurende de aanwezigheid van de VOC een protestante kerk en Adriaen van Lier was katholiek.
Terwijl het inmiddels protestante Holland verwikkeld was in de Tachtigjarige oorlog (1568-1648) tegen de katholieke Spaanse overheersing en de strijd verhevigde, werd Adriaen van Lier rond 1620 geboren in Delft. Het katholicisme was niet verboden, maar wel uitgebannen uit het openbare leven en de geloofsbelijdenis was teruggedrongen naar schuilkerken. Functies bij overheden waren officieel niet toegankelijk voor andersgelovigen.
Omdat de katholieke doopboeken ontbreken, zullen we nooit weten wanneer Adriaen gedoopt is en wie zijn ouders waren. Mogelijk is zijn achternaam een afgeleide van het kleine plaatsje De Lier dat vlak bij Delft in een waterrijke omgeving ligt. Adriaen is in 1653 als aankomend boekhouder met het schip de Grijpskerk in Malakka in Maleisië gearriveerd en tekende daar een nieuw dienstverband voor vijf jaar. De eerstkomende drie jaar zal hij dienen als boekhouder en de laatste twee als onderkoopman. Omdat de Grijpskerk op Malakka werd gesloopt, werd Adriaen overgeplaatst op de Troostenburg. In 1655 wordt hij genoemd als onderkoopman en wordt naar Hougly in Bengalen gezonden[i]. In 1658 krijgt hij een aanstelling als opperkoopman en hoofd op het Molukse eilandje Haruka. Vanaf dat moment laat hij een dik papieren spoor na in de archieven van de VOC. Hij zou tot 1672 op diverse plaatsen in de Molukken blijven, zoals in 1661 in Ambonia en vanaf 1662 op Saparua. Hij maakt met regelmaat tochten naar de Banda-eilanden en naar het VOC-kantoor op Ambonia. Ondertussen is hij getrouwd met Susanna van Saxen, een inlandse vrouw waarmee hij zeker 6 kinderen kreeg. In 1666 ontstaat een rel rond de doop van zijn net geboren zoontje. De VOC had besloten dat dominee Johannes Sweerdius zich ook op Saparua moest vestigen en dat leidde tot hoogoplopende spanningen tussen de predikant en Van Lier. Van Lier had aan Sweerdius laten weten dat hij een zoon had gekregen en die wilde laten dopen. Als katholiek wilde Van Lier de vragen van het doopformulier zelf niet beantwoorden. Daarom gaf hij aan dat een Lutherse korporaal het kind ten doop zou heffen en hijzelf aanwezig zou zijn als doopgetuige. Sweerdius verzette zich met hand en tand tegen deze gang van zaken en erkende de korporaal niet vanwege zijn Lutherse geloof. Hij eiste op zijn minst een gereformeerde lidmaat als doopheffer. Sweerdius liet zich in zijn beklag over de zaak aan de gouverneur laatdunkend uit over “die paap” die dacht dat hij hem de dienst voor kon schrijven. Het kind werd uiteindelijk gedoopt volgens de regels, maar de verstandhouding tussen de beide heren was voorgoed verziekt. De zaak liep nog verder uit de hand toen Sweerdius, die allerminst tevreden was met het kerkgebouw, min of meer op eigen initiatief het gebouw af liet breken en een nieuwe kerk liet bouwen. Daarbij werden ook recente graven geschonden. Nu keerden ook de gouverneur en de bevolking zich tegen Sweerdius[ii] en hij werd overgeplaatst naar Ternate.
Grafzerk voor Adriaen van Lier, ingemetseld in de muur van de St. Francis Church.
Van Lier was dan wel verlost van Sweerdius, maar ook over hem gingen klachten rond. Reden voor de nieuwe gouverneur van Ambon om hem over te laten komen en te ondervragen. Ook moest hij opnieuw de eed van getrouwheid en eerlijkheid afleggen. Als zich in 1671-1672 weer moeilijkheden voordoen, wordt hij teruggeroepen naar Ambon en verhoord door de Raad van Justitie van Ambon die hem schorst en, met zijn gezin, naar Batavia stuurt voor verder verhoor[iii]. Wat de uitkomst hiervan was is niet bekend, maar deze zal niet zwaarwegend zijn geweest omdat hij in de functie van opperkoopman werd gehandhaafd.
Als op 19 januari 1677 Jan van Riebeeck, de stichter van Kaapstad in Zuid-Afrika, in Batavia met veel statie begraven wordt, wordt het wapen van de overledene vooruit gedragen door Adriaen van Lier[iv].
Op 8 oktober 1677 wordt hij benoemd tot opperkoopman en secundo van de kust van Malabaar in het huidige India. Samen met zijn vrouw en kinderen komt hij in begin 1678 aan in Cochin. De handelspost is nog maar 15 jaar in bezit van de VOC en zal een hele nieuwe uitdaging zijn voor Van Lier. Helaas zal hem niet veel tijd meer gegund zijn. Op 12 december 1680 komt er “schielijk” een eind aan zijn leven. Hij laat zijn weduwe achter met 6 kinderen waarvan er 3 bij de VOC werken. Waarschijnlijk heeft hij een besmettelijke ziekte opgelopen, want amper twee dagen later sterft ook zijn zoon Dirck van Lier, die als assistent in dienst was van de VOC. Samen worden ze, zonder enige discussie over het geloof, begraven in de St. Franciskerk. Iets wat in het Nederland van toen niet mogelijk was geweest.
Susanna van Saxen, de weduwe van Adriaen van Lier, vertrok in augustus 1681 uit Cochin, doch overleefde haar man maar kort. Zij overleed vóór mei 1682. Twee van haar kinderen waren in Cochin achtergebleven. Salomon van Lier bleef als assistent. Zijn nageslacht zou hoge posities bekleden langs de kusten van Malabaar, Coromandel en Ceylon.
Noten
[i] NL-HaNa 1.04.02.1203_0583
[ii] NL-HaNa 1.04.02.1260
[iii] NL-HaNa 1.04.02.1297
[iv] Dagregister Batavia 1677
- Laatste update op .