Skip to main content

Fort Kochi - Balthasar de Meter

Op 11 augustus 1646 namen de Heren XVII het besluit met de komende uitgaande vloot iets aan het tekort aan predikanten te doen in Azië. Zes predikanten, geen Duitsers, maar alleen gestudeerde mannen, zouden uitgezonden worden. De kamers Amsterdam en Zeeland zouden ieder voor 2 predikanten zorgdragen en het Zuider- en Noorderkwartier ieder voor één predikant.[i]

Zes predikanten op een vloot van 2.900 koppen. Gedurende de voorbereidingen voor de nieuwe vloot nam men nóg een beslissing ten aanzien van de predikanten. Er moesten voortaan minstens 28 predikanten in Oost-Indië zijn. Op Batavia drie, twee in Malakka, zeven op Formosa (Taiwan), drie in de Molukken, vijf op Ambonia (Ambon), vijf op Banda, twee op Ceylon en één in Paliacatte (Pulicat).[ii] Omdat er op dat moment maar zeventien predikanten waren in heel Indië, moesten er met de toekomende vloot dus acht predikanten mee gezonden worden. Na wat schipperen werden het er zeven, waardoor Amsterdam voor drie predikanten moest zorgen. Maar daar bleef het niet bij. Predikanten lieten zich maar moeilijk verleiden om naar Indië te gaan, dus moesten de arbeidsvoorwaarden verbeterd worden. Predikanten mochten hun vrouw meenemen om het verblijf aantrekkelijker te maken, maar als een predikant overleed dan stond zijn weduwe met lege handen en wilde ze terug naar Nederland. Dat kostte de VOC geld. Daarom besloten ze dat de weduwen in het vervolg, als ze in Indië bleven, jaarlijks 100 guldens kregen en een half maandelijks rantsoen. Ook moest de huisvesting beter en moest er meer geld komen voor de predikanten om de behoeftigen te helpen. Bovendien moest men er in Batavia naar streven dat iedereen die een testament maakte een legaat gaf aan de armen

Hoe het exact met de sollicitatie van Balthasar Obiae de Meter ging, zullen we nooit weten. De notulen van de vergaderingen voor de kerst- en voorjaarsvloot 1646/1647 ontbreken in zowel de boeken van Amsterdam als in die van Zeeland. De uitkomst was in ieder geval positief. Balthasar was waarschijnlijk Fries van geboorte. Hij bezocht het gymnasium van Leeuwarden en in de periode van 21 maart 1635 tot in 1638 de universiteit van Franeker. [iii] Hij stond sinds 1641 te boek als predikant en had in 1642 een vaste aanstelling gekregen in Hollum op Ameland. Vandaar vertrok hij in het voorjaar van 1647 met zijn vrouw Dieucke Hessels naar Batavia om door te reizen naar Malakka.Tombstone of Balthasar de Meter (photo René ten Dam, 2020)Grafsteen voor Balthasar de Meter (foto René ten Dam, 2020)

Deze stad, gelegen op het Maleisische schiereiland, was in 1641 veroverd op de Portugezen. Balthasar was de vierde Nederlandse predikant in de stad en had het eerste jaar Guilielmus Pantherus als collega, maar al snel rezen er geschillen waardoor de laatste in 1648 vertrok. Balthasar leerde hier goed Portugees spreken en had samen met een Portugees de Heidelbergse catechismus en liturgie vertaald in het Portugees. In 1650 verzocht hij de Kamer van Amsterdam om het in druk uit te geven en deze boeken op te sturen naar Malakka. Het moet een bittere pil voor hem zijn geweest toen dit geweigerd werd omdat hij van te voren geen overleg had gepleegd met de Gouverneur-Generaal. In 1651 verscheen een nieuwe collega-predikant ten tonele. Gualtherus Bakker zou maar kort blijven en werd teruggeroepen - ook weer vanwege gerezen verschillen. Balthasar had inmiddels zijn vierjarig dienstverband erop zitten, toen hij in 1655 werd vervangen en het echtpaar repatrieerde. Hij is nog enige tijd op Kaap de Goede Hoop gebleven, want op 15 maart 1657 kwam het schip de Walvis aan op Kaap de Goede Hoop waarmee De Meter en zijn vrouw naar Holland terug zouden varen.[iv]

Balthasar ging weer terug naar Friesland en vestigde zich in Franeker. Hij schreef zich daar in als lidmaat op 18 oktober 1657, ingekomen vanuit Malakka. Ook de familie van zijn vrouw woonde in deze omgeving. [v] Hij werd in 1657 te Winsum, Baard en Huins bij Franeker beroepen en was in 1660 lid van de Friesche Synode. Indië bleef echter trekken. Eind 1662 liet Balthasar de kerkenraad weten dat hij toch weer terug wilde naar Azië. Hij kreeg, wederom samen met zijn vrouw, een plaats op een schip uit de voorjaarsvloot van 1663.

Op 6 april 1663 arriveerde het schip Durgerdam bij Kaap de Goede Hoop. Daar werd in het doopboek het aan boord geboren en door Balthasar gedoopte dochtertje Virena van de admiraal Herman Klincke ingeschreven. Op 8 april heeft hij een predicatie gedaan op Kaap de Goede Hoop en nog vier kinderen gedoopt. Ook op 15 april leidde hij nog een kerkdienst om diezelfde dag weer aan boord te gaan op weg naar Batavia.[vi]

De Meter had gevraagd om naar een plaats gezonden te worden waar hij iets had aan zijn kennis van het Portugees. Dat werd Ceylon en vandaar uit werd hij naar de in 1663 op de Portugezen veroverde stad Cochin op de Malabaarse kust gezonden. Daarmee kwam hij feitelijk in een zelfde situatie terecht als In Malakka, waarbij een hele nieuwe gemeente opgebouwd moest worden. Bij de overdracht van Cochin waren een aantal eisen opgesteld met betrekking tot de inwoners. Ongetrouwde Portugezen werden onmiddellijk teruggestuurd naar Portugal. Portugezen, getrouwd met een mestieze vrouw, mochten onder medeneming van een bed, wat huisraad en een bultzak verhuizen naar Goa. Toepassen[vii], Canarins en christenen mochten blijven mits zij niet rooms-katholiek waren. Wat ze met de grotere groep St. Thomaschristenen[viii], aan moesten, wisten ze nog niet precies. Ze waren wel erkend als christenen, maar hun geloof week zoveel af van het protestantisme dat ze daar nog niet wisten of ze wel in de zin van christenen behandeld moesten worden. Die vraag was van wezenlijk belang omdat men vond dat alle christenen onder het wettelijk gezag van de VOC vielen. Uiteindelijk was de uitstroom van mensen zo groot dat er geen ambachtsman meer overbleef en de (her)bouw van huizen en de vesting stagneerde. De VOC zag geen andere weg dan de regels te versoepelen waardoor Portugezen die getrouwd waren met een mestieze vrouw weer welkom waren. Helaas voor Balthasar de Meter hielp dat niet bij de opbouw van de kleine gemeente christenen omdat Portugezen nu eenmaal een katholieke achtergrond hadden. Ondanks dat in het reglement van de VOC stond dat zij alleen mensen aannamen die protestant waren, was de werkelijkheid wel anders al was het maar doordat de vele buitenlanders die in dienst waren vaak een andere geloofsovertuiging hadden. De gezaghebbers op Ceylon vonden dat de dominee niet genoeg zijn best deed en er werd hem dan ook een salarisverhoging geweigerd. Het is de vraag of Balthasar de Meter dit bericht nog heeft ontvangen. Hij overleed op 18 maart 1666 in Cochin en werd begraven in de St. Francis Church.

De oudste Nederlandse grafstenen zijn vrij rudimentair, met alleen tekst en zonder versieringen. Het bevestigt dat er in de beginperiode weinig ambachtslieden meer waren. Dat is goed te zien op de donkere roodbruine grafsteen van Balthasar de Meter. De steen draagt enkel de tekst: BALTHASAR DE METER, IN SYN LEVEN PREDICANT OVERLEDEN XVIII MAART Ao MDCLXVI.

Drawing of the tombstoneTekening van de grafsteen

In 1937 bracht de Hr. Ms. de Ruyter een bezoek aan Bombay. Ter gelegenheid daarvan schreef men een artikel over het Nederlandse verleden van onder andere Cochin in de krant: “een aantal grafstenen uit de omgeving zijn samengebracht in het kerkje van St. Francis te Cochin en op een rij tegen de kerkmuur geplaatst, Balthasar de Meter, Isaac van Dielen, Cornelis de la Haye en de huisvrouw van Jacob de Jong en vele anderen, broederlijk naast de Perera’s, Da Costa’s en andere Portugezen. Zo verenigt het ironisch lot vriend en vijand na de dood in dit vriendelijk vergeten kerkje."[ix]

 

Noten

[i] NA 1.04.02.102_0107

[ii] NA 1.04.02.102_0149

[iii] Album Studiosorum 1598-1638 Samme Zijlstra: Het geleerde Friesland, students ca. 1380 - 1650

[iv] Die wordingsgeskiedenis van die Hollandse Kerke in Suid-Afrika 1652-1804 blz 193 H.D. van Broekhuizen

[v] Harco Hessels, notaris publicus te Bergum was de zwager van Balthasar.

[vi] Bouwstoffen voor de geschiedenis der Nederduitsche-Gereformeerde kerken in Zuid-Afrika blz 25-26

[vii] Vrije christen-inlander op Malabar, Coromandel en Ceylon, veelal vrijgelaten slaven.

[viii] St. Thomaschristenen zijn volgelingen van de heilige St. Thomas die net als in de katholieke kerk een structuur hebben met bisschoppen en een eigen paus.

[ix] Indische Courant 11-2-1937

  • Laatste update op .