Skip to main content

Fort Kochi - Johan Daimichen (1728-1784)

De Duitser Johan Daimichen had al een lange tocht achter de rug voor hij vanuit Lubeck in Amsterdam arriveerde en daar waarschijnlijk in de handen van ronselaars van de VOC viel. Met een schuld van 150 gulden aan ene M. Meijers werd hij op 28 april 1751 door de boekhouder van de VOC ingeschreven als Johan Andreas Deijmiche.

Daimichen moest genoegen nemen met een functie als soldaat met het magere inkomen van 9,00 gulden per maand op het schip de Eendracht. Het schip had een snelle overtocht en meerde al op 12 oktober aan in Batavia (hedendaags Jakarta, Indonesië). Met een verdienste van 49,50 gulden monsterde Johan Daimichen af met een saldo “te quaad” van 122,75 gulden.[i] Pas in 1756 werd het laatste beetje van zijn schuld afgelost. Hij kreeg weinig tijd om Batavia te leren kennen, want na 18 dagen werd hij verder doorgezonden naar Kochi op de kust van Malabar. Met uitzondering van een korte overplaatsing naar Cananoor tussen 1754 tot 1756 zou hij de rest van zijn leven doorbrengen in Kochi. Op de kust van Malabar bleek al snel dat hij meer capaciteiten had dan die van soldaat. Daimichen was goed in cijfers en kreeg al snel een aanstelling als boekhouder. Ook bleek hij een vlotte leerling in de Nederlandse taal zodat hij secretariaatswerk kon gaan doen als eerste klerk der politie en secretaris van justitie. Hij zou tot aan zijn dood bij honderden testamenten optreden als getuige. Met zijn functieverbetering steeg ook zijn salaris tot 360 gulden per jaar.

Ondertussen had Johan Daimichen een lokale vrouw leren kennen, Pasquella Lucasz, en hij trad rond 1756 met haar in het huwelijk. Pasquella Lucasz was de dochter van Willem Lucasz Smit, boekhouder en resident van Cranganoor, en zijn eerste vrouw Maria Kellensz.[ii] Dat Johan luthers en Pasquella katholiek was, stond een huwelijk niet in de weg. Er was echter geen katholieke geestelijke in Kochi, daarvoor moest men naar Vaipin, net ten noorden van Kochi. De kerk in Kochi die tijdens de VOC periode in gebruik was als Nederlands Gereformeerde kerk zou, zeker tijdens het predikantschap van Pieter Cornelisz, onderdak bieden aan gereformeerden, lutheranen, mennonieten en zelfs aan Joden om daar hun erediensten te houden.

Samen zouden Johan en Pasquella drie zonen krijgen, William, Godefridus en Johannes, en drie dochters Maria, Elisabeth en Anna. Door zijn huwelijk trad Daimichen toe tot een familie die een uitgebreid netwerk had onder de mestiezen[iii] bevolking en hem tal van kansen bood om welvarend te worden door het bedrijven van kusthandel. Dat hij welvarend werd, blijkt uit het overzicht dat in 1776 gemaakt werd van de families die in Kochi wonen. Johan Daimichen komt daarop voor met zijn gezin. Naast een inlandse vrouw had hij nog 24 inwonende totslaafgemaakten, zijnde 12 mannen, 6 vrouwen, 4 jongens en 2 meisjes.[iv]

In juli 1783 was Johan al ziekelijk en besloot het echtpaar een testament op te laten maken. De oudste zoon William was toen reeds overleden. Godefridus, werkzaam als klerk bij de VOC in Batavia, en Johan Andries jr. kregen ieder meteen 4.000 rupyen uitbetaald als uitzetting omdat hun zusters die bij hun trouwen al hadden gehad. Ook hun eerste kleinkind Jan Jacob Cellarius kreeg 500 rupyen toebedeeld. De in Duitsland levende zusters van Johan, Margaritha en Katharina, kregen zijn gage die in Nederland bij de VOC in de boeken stond en hun jonge totslaafgemaakte Filander moest de vrijheid krijgen.[v] Johan was pas 56 jaar toen hij in 1784 kwam te overlijden.

Tomb of Johan Daimichen (photo Leon Bok, 2020)Grafmonument voor Johan Daimichen (foto Leon Bok, 2020)

Vanuit Nederlands oogpunt heeft Johan Daimichen een opmerkelijk grafmonument, namelijk de weergave van een doodskist. Daimichen maakte nog mee dat hij grootvader werd, maar niet meer dat hij stamvader werd van een familie die lange tijd een voorname plaats in zou nemen in Kochi en uit zou groeien tot een zeer welvarende familie. Ook op de Hollandse begraafplaats zou de familie haar sporen na laten. De tekst op het grafmonument: Hier rust / Ter salige opstandigen het lyk / van weledelen Heer / Johann Daimichen / In leeven onderkoopman en sekretaris van Politsie ge- / booren te Lubeck de 11 April 1728 / obiit den 30 augustus 1784.

Pasquella Lucasz overleed 7 november 1795 en haar boedel werd in het openbaar verkocht. Het geeft een inzicht in hoe zij leefde. Naast de huizen die zij bezat, had ze ook een grote collectie juwelen, meer dan een maand lang kon ze iedere dag een schoon jak aantrekken zonder er een te hoeven wassen. Ze dronk koffie en thee uit vergulde kopjes, at met zilver bestek van Japanse porseleinen borden en had een groot aantal totslaafgemaakten die na haar dood verdeeld werden over de kinderen en waarvan een enkeling de vrijheid kreeg. Een deel van de inventaris werd verkocht voor 3.943:19: ¼ rupya. Los van alle zaken die zij beschreven had voor haar kinderen of kleinkinderen, zoals het huis dat zij van haar ouders had geërfd en voor haar zoon Johan was en haar kleding en juwelen voor haar dochters, bleef voor ieder van de vier[vi] nog levende kinderen een bedrag van bijna 4.700 rupya over. Ondanks dat haar man op de begraafplaats in Kochi begraven lag, koos zij er voor om in Vaipin begraven te worden. In een kist van 45,00 gulden werd ze na haar overlijden door 16 dragers naar haar graf gebracht.[vi] De totale kosten voor haar begrafenis bedroegen 260,15 gulden.

De oudste dochter van Johan en Pasquella, Maria Catharina Daimichen, trouwde Johan Adam Cellarius. Hun tweede dochter Elisabeth trouwde de eerste keer met Willem van Haeften en de tweede keer Carl Baron von Ochsee. Hun derde dochter Anna Helena werd de vrouw van Johannes van Blankenburg en trouwde voor de tweede keer met Frans Josef von Wrede. De jongste zoon en naamgenoot Johannes Andries trouwde Dorothea Lambertina Zeijsig.

 Daimichen FamilytreeDaimichen stamboom

 

Noten

[i] NA 1.04.02.6272 f. scan 274

[ii] Willem Lucasz was de zoon van Lucas Lucasz en Catharina Wesseling en was geboren in Cochin rond 1715. Hij werd in 1728 aangenomen voor jong matroos bij de kamer Amsterdam voor fl 8,00 per maand. Zijn moeder hertrouwde luitenant Willem Benning en met hem kreeg ze nog een zoon Johannes. Willem Lucasz maakte 27 July 1750 een testament met zijn eerste vrouw Maria Kellensz. Hij was toen pakhuismeester en boekhouder (NA 1.11.06.11.666 scan 0055). (NA_1.11.06.11_850 scan 0076) 15 november 1775 testament van Willem Lucasz en zijn tweede vrouw Fransina Niese wonend op eiland Baipin in zijn thuin. Hij is ziek en heeft een testament opgemaakt in Cananoor 27 juli 1750 met zijn eerste vrouw Maria Kellensz en Fransina Niese met haar eerste man Johannes Expeel 27 juli 1756. Hij wordt in één bron Willem Lucasz Smit genoemd.

[iii] Een mesties is een persoon geboren uit een Europese, vaak Spaanse of Portugese, vader en een Indiase moeder of omgekeerd. In bredere zin wordt iedereen van gemengde etnische afkomst wel mesties genoemd.

[iv] NA 1.04.02.3435 scan 268

[v] NA 1.11.06.11.850

[vi] De twee oudste zonen waren inmiddels zonder nazaten overleden

[vii] NA 1.11.06.11.1461

Doop en Trouwen in Cochin, Gens Nostra 1992

Singh, A. Fort Cochin in Kerala 1750-1830 : the social condition of a Dutch community in an Indian milieu

  • Laatste update op .