Skip to main content

Hodi Mihi Cras Tibi - Het TRIS verzamelgraf

Op verschillende plaatsen in Paramaribo vind je verwijzingen naar omgekomen militairen van de Troepenmacht in Suriname, kortweg TRIS. Meer dan veertig namen worden herdacht op een historische locatie bij Fort Zeelandia in Paramaribo. Van 14 mannen is een verzamelgraf te vinden op de begraafplaats Hodi Mihi Cras Tibi aan de Sophie Redmondstraat in Paramaribo. En dan zijn er nog verschillende graven op andere begraafplaatsen in Suriname, maar ook een aantal in Nederland. Een zoektocht naar hun graven en grafmonumenten lijkt haast onmogelijk, maar met dit artikel wordt getracht een inzicht te krijgen.

Grafmonument op Hodi Mihi Cras Tibi in 2017.

Militairen in Suriname

Al vanaf de eerste verovering van Suriname door Abraham Crijnssen werd de beveiliging van de kolonie toebedacht aan militairen. Vanuit verschillende forten, zoals Zeelandia en Sommelsdijck, zagen de militairen toe op de bescherming van de plantages en hun bewoners. Die forten waren er niet voor niets, want de Republiek was regelmatig betrokken bij oorlogen die ook werden uitgevochten langs de zogeheten Wilde Kust in Zuid-Amerika. Aanvallen van buitenlandse mogendheden werden beantwoord met meer forten, zoals fort Nieuw Amsterdam. Nadat de externe dreiging afnam richtten de militairen zich steeds meer op het onderdrukken van binnenlandse opstandelingen. Overvallen op plantages door gevluchte totslaafgemaakten werden eerst bestreden met burgerpatrouilles en later door de troepenmacht. Een zogenaamd cordonpad met gewapende posten moest veiligheid bieden, maar de kosten wogen uiteindelijk niet op tegen de verdiensten. Na een Engelse overname gedurende de Franse tijd vestigde het nieuwe Koninkrijk der Nederlanden na 1816 een sterke troepenmacht in Suriname. Door de economisch slechte tijden werd evenwel weinig geïnvesteerd in deze troepenmacht. Na het afschaffen van de slavernij veranderde de aard van de troepenmacht bovendien. Dwang was niet langer een legitiem middel en daarvoor was een politiedienst nodig. Omdat veel oud-militairen toetraden tot die politiemacht kreeg deze een militaire karakter.

De troepenmacht werd eind negentiende eeuw vooral nog ingezet om conflicten met arbeiders op de plantages te beslechten. Die arbeiders streden voor betere werkomstandigheden, maar dat werd toen gezien als een opstand. Met militair geweld werd menigmaal een eind gemaakt aan dergelijke opstanden, vaak ten koste van veel doden. Vanaf 1908 werd het Koninklijke Nederlands Indisch Leger (KNIL) belast met de verdediging van Suriname. Van de hier gevestigde troepenmacht was het officierskorps Europees, terwijl datzelfde gold voor de helft van de manschappen. De rest bestond vooral uit Surinamers van Creoolse afkomst. In die tijd werd feitelijk geen rol van de KNIL verwacht in de verdediging van het land. Die werd overgelaten aan de Koninklijke Marine, maar die had nauwelijks oog voor Suriname.

Stagnatie en wederopbouw van de militaire aanwezigheid

Tot het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog was de sterkte van de troepenmacht telkens verminderd. Uiteindelijk bedroeg de sterkte nog zo’n 200 man. Mobilisatie van een burgerschutterij was intussen ook niet meer mogelijk nadat deze in 1926 afgeschaft was. De troepenmacht hield zich nu vooral nog bezig met politietaken zoals patrouilles tegen stropers, bewaking van overheidsgebouwen, de eerste mijnen in Suriname, gevangenen en de grenzen. Aangevraagde versterkingen voor het op handen zijnde conflict dat de Tweede Wereldoorlog zou worden, werden vanuit Nederland weinig serieus genomen. Gouverneur Kielstra nam echter wel maatregelen en herintroduceerde de schutterij die in korte tijd werd opgeleid en daarmee de troepenmacht kon aanvullen.

Na de bezetting van Nederland in mei 1940 ging de aandacht van de regering in ballingschap niet meteen uit naar Suriname. Nederlands-Indië had grotere prioriteit. Wel liet Kielstra op bevel uit Nederland op 10 mei alle Duitsers in Suriname interneren. De Goslar, een Duits schip dat op de Surinamerivier lag, werd door de kapitein tot zinken gebracht. De bemanning werd geïnterneerd. Het wrak van het schip ligt er overigens nog steeds.

Het was dankzij de Verenigde Staten die een groot belang hadden bij de winning van bauxiet, dat vanaf 1941 de troepenmacht in Suriname weer groeide. Na de val van Nederlands-Indië zou Suriname voor de Nederlandse regering zelfs als springplank kunnen dienen voor de herovering van die kolonie. In de regio hadden de V.S. al versterkingen aangelegd en het belang van de bauxietwinning in Suriname was essentieel voor de Amerikaanse oorlogsindustrie. Na de aanval op Pearl Harbor in december 1941 kwamen de plannen van de Amerikanen in een stroomversnelling. Het kleine vliegveld Zanderij werd omgevormd tot een heuse luchtmachtbasis en het aantal Amerikaanse troepen groeide aan tot ruim 2.000 man. Vervolgens was het de Nederlandse regering die meer troepen naar Suriname stuurde om te voorkomen dat Suriname overgenomen zou worden door de Amerikanen. Eind 1941 was de Nederlandse troepenmacht gegroeid tot zo’n 500 manschappen. Onder hen waren zo’n 160 man van de in januari 1941 opgerichte Prinses Irenebrigade. In de loop van de oorlog zou dat aantal nog verder groeien en naar mate de oorlog voortduurde vertrokken honderden militairen voor opleidingen elders en om ingezet te kunnen worden bij de bevrijding van Europa of Nederlands-Indië.

Vanuit Suriname arriveren soldaten in Australië, 1944-1945 (foto Anefo)Vanuit Suriname arriveren soldaten in Australië, 1944-1945 (foto Anefo)

Al in 1944 liepen de investeringen in de verdediging van Suriname terug nadat de geallieerde campagne in Afrika en Europa voorspoedig verliep. Veel manschappen werden naar Engeland overgebracht om vandaar mee te kunnen vechten tegen de Duitsers en later tegen de Japanners, om vervolgens vaak ingezet te worden gedurende de militaire acties tijdens de bevrijdingsstrijd van de Indonesiërs. Het einde daarvan had ook verstrekkende gevolgen voor de troepenmacht in Suriname.

Na het vertrek van de meeste troepen naar Europa waren er zo’n 100 tot 150 KNIL-soldaten achtergebleven in Suriname. De situatie liet haast weer een vooroorlogs beeld zien. Daarna vond weer een troepenopbouw plaats waardoor de KNIL in 1947 in Suriname kon beschikken over ruim 500 manschappen. De troepenmacht bleef op sterkte vanwege inlandse spanningen en een groeiende roep naar zelfstandigheid voor Suriname.

Einde KNIL, start Troepenmacht in Suriname

Na opheffing van het koloniale leger in juli 1950 was de toekomst van de Landmacht Suriname onzeker. Besloten werd dat Nederlandse en Surinaamse beroepsmilitairen van het KNIL zouden toetreden tot de Koninklijke Landmacht. Andere militairen kregen een voorlopig dienstverband aangeboden. Als onderdeel van de Koninklijke Landmacht konden er echter geen dienstplichtigen naar Suriname worden gestuurd. Dit werd opgelost door de taak van de Landmacht in Suriname uit te laten voeren door het Korps Mariniers. Deze konden immers overal ter wereld dienen, ook de dienstplichtigen. Hoewel zo’n 150 mariniers in de periode tot 1953 in Suriname dienden, was dit niet de oplossing. Die werd gevonden in de opdracht aan de Koninklijke Landmacht om de taak van verdediging van Suriname op zich te laten nemen. De troepenmacht zou tevens flink uitgebreid moeten worden met dienstplichtigen. Intussen woedde de Korea-oorlog waar zo’n honderd Surinaamse militairen voor werden uitgezonden.

In 1954 werd Suriname een zelfstandig land binnen het Koninkrijk en in 1957 kreeg de Landmacht Suriname dan ook officieel een nieuwe naam: de Troepenmacht in Suriname, afgekort TRIS. In een steeds autonomer Suriname opereerde de TRIS als een bevestiging van oude waarden. Hoewel de TRIS zich meer dienstbaar opstelde naar de bevolking, bleef het een bolwerk van Nederlanders en groeide haar omvang tot bijna 1.000 man. Pas vanaf 1963 werden ook Surinaamse jongens in staat gesteld een opleiding in het leger te volgen. In datzelfde jaar werd aangekondigd dat in Paramaribo een modern militair hospitaal zou worden gebouwd en dat de strijdkrachten meer moderne wapens zouden krijgen.

De toenmalig commandant van de TRIS, kolonel Beets, had overigens op 31 december 1959 een aanvraag gedaan bij de gouverneur van Suriname voor de aanleg van een militaire begraafplaats. Die zou moeten komen op de nieuw aan te leggen begraafplaats nabij vliegveld Zorg en Hoop in Paramaribo. De commandant had opgemerkt dat de tot dan toe omgekomen militairen verspreid op verschillende begraafplaatsen waren begraven. Een meer centrale plek zou getuigen van meer piëteit jegens de nabestaanden en bovendien het onderhoud vergemakkelijken. Het verzoek werd in september 1960 goedgekeurd met de melding dat een gedeelte van de nieuwe begraafplaats afgescheiden zou worden ingericht als militaire begraafplaats met een afzonderlijke ingang. De begraafplaats waarover gesproken werd is er wel gekomen, maar een militair gedeelte is nooit gerealiseerd.

De inzet van de TRIS

De duizenden Nederlandse jongemannen die vanaf 1957 hebben gediend in Suriname werden in Nederland tijdens de basisopleiding geselecteerd. De uitzending naar Suriname vond plaats na een voortgezette opleiding van 4 maanden en duurde een jaar. Het officierenkorps bleef bestaan uit beroepsmilitairen, waarvan veel nog uit het KNIL afkomstig waren.

Tussen 1945 en 1975, het jaar van de onafhankelijkheid van Suriname, verloren 44 militairen hun leven. Daarbij ging het niet om gevechtshandelingen, maar om ongelukken en ziekten, waarvan veel niet dienstgerelateerd. Er waren wel schermutselingen bij grensconflicten, maar daarbij zijn nooit doden gevallen. Wel zijn 2 militairen later aan de gevolgen van opgelopen verwondingen overleden.

Laatste appel TRIS, Ferrier en staatssecretaris Van Leut inspecteren erewacht (Collectie Anefo)Laatste appel TRIS, Ferrier en staatssecretaris Van Leut inspecteren erewacht (Collectie Anefo)

TRIS Monument op Hodi Mihi Cras Tibi

Toen in 2009 duidelijk werd dat de graven van 14 militairen op Nieuw Lina’s Rust en de katholieke begraafplaats, beide in Paramaribo, geruimd zouden worden, heeft de belangenvereniging van de oud-gedienden, stichting TRIS.Kontakten contact opgenomen met het ministerie van Defensie in Nederland. Die heeft meegewerkt aan de verplaatsing van de stoffelijke resten naar een verzamelgraf op de begraafplaats Hodi Mihi Cras Tibi. Hier werd in een plechtige bijeenkomst op 9 november 2010 het nieuwe graf ingewijd. De plechtigheid werd bijgewoond door zo’n 30 veteranen en nabestaanden. Het beheer van de tombe, uitgevoerd in rood-zwart graniet, ligt bij de stichting TRIS.Kontakten. Jaarlijks wordt er door het Ministerie van Defensie en TRIS.Kontakten een krans gelegd bij de tombe en het herdenkingsmonument bij Fort Zeelandia.

De 14 militairen zijn omgekomen tussen 1936 en 1969. De allereerste betrof sergeant-majoor Gillich. Hij stierf aan een ziekte. Van een aantal is niet bekend waaraan ze overleden. Dat is wel het geval bij korporaal Reiters die in oktober 1951 tijdens een oefening aan de Saramaccarivier een tak op zijn hoofd kreeg. Hij overleed aan de daardoor opgelopen schedelbasisfractuur. Reiters was in de Tweede Wereldoorlog actief in Nederlands-Indië en werd daar krijgsgevangene. Hij werd vastgehouden in een kamp in Birma. Na de oorlog diende hij tijdens de Nederlandse acties tegen de Indonesische vrijheidsstrijders en was vandaar gedetacheerd naar Suriname. Reiters werd met militaire eer begraven op de katholieke begraafplaats in Paramaribo.

De datum 25 februari 1955 staat vermeld bij 6 militairen, te weten 3 soldaten, 2 sergeants en 1 eerste luitenant. Tijdens een oefening nabij Matta, zo’n 65 kilometer ten zuiden van Paramaribo ontplofte een landmijn waarbij 6 militairen werden gedood en 8 gewond. De doden waren eerste-luitenant Blijstra, sergeants Nijland en Van den Born en de soldaten Van der Aa, Westra en Killian, allen ongehuwd. Blijstra, Nijland, Van den Born en Westra werden begraven op Nieuw Lina’s Rust en Van der Aa en Killian op de katholieke begraafplaats. De begrafenissen vonden plaats in het bijzijn van de gouverneur van Suriname en verschillende andere autoriteiten.

De laatst overleden en vermelde militair betreft de adjudant onderofficier Harry Tilmanns. Van hem is niet bekend waaraan of hoe hij overleden is.

Laatste Nederlandse militairen uit Suriname terug op Schiphol, hier met de TRIS-commandant (foto Nationaal Archief).Laatste Nederlandse militairen uit Suriname terug op Schiphol, hier met de TRIS-commandant
(foto Nationaal Archief).

Herdenkingsmonument Fort Zeelandia

Op het terrein van Fort Zeelandia staan verschillende herdenkingsmonumenten, waaronder een voor de omgekomen soldaten van de TRIS. Op het monument staan de namen van 46 omgekomen militairen, waarvan de laatsten in 2003. De namen staan opgesomd naar periode.

Het monument bestaat uit twee afgeknotte obelisken op een gezamenlijk basement, alles uitgevoerd in grijs graniet. Het geheel staat op een betonnen voet dat afgeperkt is met lage zwarte paaltjes met kettingen ertussen. Dat gedeelte staat weer in een groter kader met gravel dat afgezet is met betonbanden. De rechter obelisk is het laagst en hier is aan de voorzijde een beeld van een soldaat in TRIS-tenue opgenomen. In de rechterhand heeft de figuur een Lee Enfield geweer, dat lange tijd door de militairen in Suriname is gebruikt. Aan de rechterzijde van deze obelisk is het opschrift “TRIS-Monument” opgenomen met daaronder een klein messing tekstplaatje met daarop het feit dat de onthulling plaatsvond op 15 november 2013 en verricht werd door mr. M. Lamuré C.A. Latour, minister van defensie van Suriname, samen met generaal b.d. Peter J.M. van Uhm, Oud-commandant der Nederlandse Strijdkrachten. Hoewel hier 15 november staat vermeld, vond de werkelijke onthulling plaats op 27 november. Dat is ook vermeld op een losse plaquette ter linkerzijde van het monument. De obelisk aan de linkerzijde is het hoogst van de twee en wordt bekroond door een bronzen beeltenis van een TRIS-militair in het veld met bepakking en de onafscheidelijke ‘houwer’ oftewel een kapmes. Aan zijn voet is een kleine kaaiman afgebeeld en afgekapte bladeren. Aan de voorzijde is het wapenschild van de TRIS afgebeeld met centraal een zwaard met rondom een cirkel met 5 sterren. Daaronder een plaquette met wederom de onthullingsdatum van 15 november 2013, het wapenschild en de tekst “VOOR HEN DIE ONS ONTVIELEN EN HEN DIE BLEVEN 1945-1975”. Onderin de plaquette links het embleem van het Regiment Infanterie Oranje Gelderland en rechts het wapenschild van Suriname. De TRIS maakte binnen de Landmacht organiek onderdeel uit van het Regiment Infanterie Oranje Gelderland.

Het TRIS monument bij Fort Zeelandia in 2023Het TRIS monument bij Fort Zeelandia in 2023

Onder deze plaquette is een langwerpige plaquette opgenomen met de namen van alle omgekomen militairen. Inclusief de later overleden militairen Schipper en Gloudemans zijn het er 44, maar onderaan is nog een kleine plaquette toegevoegd met 2 namen, namelijk korporaal De Back en soldaat Van der Zee. Onder de plaquettes is de volgende tekst opgenomen “DE TROEPENMACHT IN SURINAME VOOR VREDE EN VEILIGHEID TOT 25 NOVEMBER 1975: DE SREFIDENSI VAN SURINAME. Met daaronder het wapen van de Nederlandse Landmacht en het wapen van Suriname met krans.

Detail van het TRIS-monument bij Fort ZeelandiaDetail van het TRIS-monument bij Fort Zeelandia

Als laatste daaronder een kleine plaquette met daarop de verantwoording voor plaatsing van het monument en wie dat mogelijk hebben gemaakt. Het monument is vervaardigd door de Nederlandse beeldhouwster Lia Krol en haar man kunstenaar Jaap Paasman.

Een vergelijkbaar monument is in Nederland te vinden. Al eerder, in 2007, werd in Ermelo bij de Generaal Spoorkazerne een monument onthuld met hetzelfde bronzen beeld van een militair met kaaiman. Net als in Suriname was de oprichting van dit 'TRIS-monument' een initiatief van Ad van Wingerden, Jan Felet en Ton Verzendaal, alle drie oud-Trissers. Het monument is tot stand gekomen met steun van het Ministerie van defensie en oud-Trissers. Bij de onthulling op 22 september 2007 waren Johan Ferrier, de laatste gouverneur van Suriname en eerste president van de onafhankelijke republiek en generaal b.d. Woerlee, de laatste Nederlandse commandant in Suriname aanwezig, terwijl commandant der Strijdkrachten Peter J.M. van Uhm een krans legde bij het monument. Het regiment Infanterie Oranje Gelderland zelf herdenkt bij de Johannes Postkazerne in Havelte 47 omgekomen militairen tijdens de inzet van het regiment als onderdeel van de Troepenmacht in Suriname (TRIS) tussen 1945 en 1975.

Onthulling van het monument voor de TRIS (foto Ronald Huizer).Onthulling van het monument voor de TRIS (foto Ronald Huizer).

Saillant detail is evenwel dat het monument in Paramaribo mogelijk geplaatst is op een echte militaire begraafplaats. Stephen Fokké deed onderzoek naar de verdwenen begraafplaatsen van Fort Zeelandia en weet met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid dat het TRIS-monument op de “militaire begraafplaats” van het buitenfort op Fort Zeelandia is geplaatst. Uit archiefonderzoek bleek dat tussen 1667 en 1799 hier ruim 400 personen werden begraven: Gouverneurs en echtgenoten, commandeurs en andere hoge officieren en hun familieleden, scheepskapiteins, leden van de rechterlijke macht, apothekers en andere vooraanstaande figuren in de toenmalige kolonie. Er is echter niets dat meer aan deze begraafplaats doet herinneren.

Namen op het monument

Het monument bevat onder meer de namen van de militairen die in augustus 1970 betrokken waren bij het verkeersongeluk waarbij drie van hen omkwamen. De vrachtwagen waarin de militairen zaten kwam op weg naar vliegveld Zanderij in aanrijding met een asfaltwagen. De eerste luitenant Van Ravenhorst en de soldaten Lassche en Valk kwamen daarbij om het leven. Soldaat 1e klasse Schipper raakte zwaargewond. Ook hij is vermeld op het monument, als een van de overledenen uit 2003. De laatst vermelde op het monument, soldaat Gloudemans, was daar waarschijnlijk ook bij betrokken. Ook hij overleed in 2003.

Van 60% van de omgekomen militairen is bekend waaraan ze overleden. Daarbij kan onderscheid gemaakt worden tussen direct dienstgerelateerde ongevallen, niet-dienstgerelateerde ongevallen en overige. De dienstgerelateerde ongevallen gebeurden tijdens oefeningen, bivakken of transportritten. Het ongeval met een landmijn in 1955 rukte direct 6 militairen weg en is het grootste ongeval dat de TRIS overkwam tussen 1945 en 1975. Verder waren er ongevallen met jeeps en vrachtwagens die betrokken waren bij verkeersongevallen. Een enkele keer ging een granaat te vroeg af en raakten verschillende militairen gewond of kwamen om het leven. Er waren ook enkele gevallen van verdrinking, maar ook ziekte. Welke ziekten dat waren is niet bekend. De meeste militairen kwamen in de jaren zeventig om het leven, maar liefst 16. Maar daarbij waren ook enkele militairen die gedurende de dienst onwel werden en nadien overleden. En in één geval gaat het om een sergeant die thuis bij een klusje geëlektrocuteerd werd.

Annonce van het overlijden van sergeant F. Visser in de Vrije Stem 30-12-1972Annonce van het overlijden van sergeant F. Visser in de Vrije Stem 30-12-1972

De gemiddelde leeftijd van de overledenen was 32, de jongste was 19 en de oudste .

De Surinaamse Krijgsmacht

Na de onafhankelijkheid op 25 november 1975 nam de krijgsmacht van Suriname het materieel en de infrastructuur van de TRIS over. Surinaamse officieren die eerder dienden bij de TRIS gingen over naar de krijgsmacht en veel Surinaamse militairen die dienden bij de Koninklijke Landmacht gingen over naar de nieuwe krijgsmacht. In 1980 pleegde een groep van 16 sergeanten een coup en nam het leger de macht overnam in Suriname. De banden met het Nederlandse leger werden verbroken. De Surinaamse Krijgsmacht werd hernoemd tot het Nationaal Leger. Na het herstel van de democratie in Suriname heeft het land gewerkt aan een klein, slagvaardig leger dat inmiddels weer samenwerkt met het Nederlandse leger.

 

Lijst met omgekomen militairen TRIS in Suriname. (PDF opent in een nieuw venster.)

 

Met dank aan René ten Dam en Stephen Fokké.

 

Literatuur:

  • Klinkers, Ellen; De troepenmacht in Suriname. De Nederlandse defensie in een veranderende koloniale wereld 1940-1975, Den Haag 2015
  • Fokké, Stephen; Het mysterie rond de verdwenen begraafplaatsen van Fort Zeelandia: voorlopige onderzoeksresultaten, in: Tijdschrift voor Surinamistiek en het Caraïbisch gebied, 2016

Internet:

  • Laatste update op .