Koloniale Nederlandse grafmarkeringen
Een introductie in de niet-ambachtelijke grafmarkeringen in de 'Upper Mid-Atlantic Colonies' (noordelijke deel van de Nederlands-Engelse kolonies aan de Oostkust)
Deze studie is een uitbreiding op een eerder onderzoek dat door Brandon Richards is gedaan gedurende zijn Master dissertatie. Dit onderzoek werd gedaan via de Universiteit van Leicester (Engeland). Het onderzoekt de 'onbehouwen steentradities' van koloniaal New York, New Jersey en Delaware en meer specifiek de grafmonumenten die opgericht werden door en voor de nakomelingen van de Nieuw-Nederlandse kolonisten.
Onderzoekers hebben beweerd dat, afgezien van de onbewerkte veldstenen, de vroege Nederlanders die in 1624 deze regio koloniseerden geen grafmonumenten gebruikten. Dit zou pas zijn veranderd nadat de Engelsen deze introduceerden toen ze in 1664 Nieuw Nederland annexeerden. Maar er is bewijs dat suggereert dat de eeuwenoude graftradities al in gebruik waren voor dat de Engels geïnspireerde grafstenen overgenomen werden. Het artikel is voorgelegd aan de Association for Gravestone Studies (Verenigde Staten van Amerika) en wordt waarschijnlijk gepubliceerd in het tijdschrift Markers tijdens de lente van 2007.
Brandon Richards is een Geregistreerd Beroeps Archeoloog (Registered Professional Archaeologist - RPA) die in de VS woont. Hij heeft een Bachelor in Aardrijkskunde en een Master in Archeologie en Erfgoed. Behalve de studie naar grafmonumenten gaat zijn academische belangstelling ook uit naar historische Amerikaanse archeologie en epigrafie.
Inleiding
Begraafplaatsen en grafmonumenten uit de koloniale tijd in het noord-oosten van de Verenigde Staten van Amerika (Kaart 1) zijn tot nu toe nog nauwelijks onderzocht. Het onderzoek dat is gedaan beslaat voornamelijk de ruw beletterde, maar fraai vormgegeven zandstenen grafmonumenten in de staten New York en New Jersey. Deze manier van grafmonumenten inkrassen dateert oorspronkelijk uit de Britse gemeenschap van rond 1720. Hoewel al voor die tijd leistenen grafmonumenten geïmporteerd werden uit New England, bestond het grootste deel van de vroege grafmarkeringen uit hout of eenvoudige, niet ambachtelijk gemaakte, veldstenen. Deze studie gaat meer in op de "ruwe"veldsteen-traditie in koloniale gebieden van New York, New Jersey en Delaware. Meer specifiek op die grafmonumenten die opgericht werden door en voor de nakomelingen van de Nieuw Nederlandse kolonisten.
Onderzoekers hebben beweerd dat, afgezien van de onbewerkte veldstenen, de vroege Nederlanders die in 1624 deze regio koloniseerden, geen grafmonumenten gebruikten. Dit veranderde na de Engelsen deze introduceerden toen ze in 1664 Nieuw Nederland annexeerden [1]. De redenering achter deze beweringen is gebaseerd op het feit dat er nimmer grafmonumenten uit de Nieuw Nederlandse periode zijn geïdentificeerd of gedocumenteerd.
Daar komt nog bij dat bestaande grafmonumenten met daarop Nederlandse taal pas verscheidene decennia later verschijnen dan de Engelse in de archeologische bronnen van het Amerikaanse noordoosten. Maar er is bewijs dat suggereert dat de eeuwenoude graftradities al in gebruik waren voordat de Engels-geïnpireerde grafstenen overgenomen werden. Helaas zijn de meeste vroege gedenktekens verdwenen door stads- en dorpsontwikkelingen, verwaarlozing en verkeerde identificatie. Hierdoor zijn de laatste rustplaatsen van veel van Amerika's eerste kolonisten verstoord en lopen ze het gevaar verder aangetast te worden. Het is daarom belangrijk dat nog resterende vroege grafmonumenten goed geïdentificeerd worden, niet alleen voor hun eigen archeologisch belang, maar ook om de stoffelijke resten te beschermen die ze markeren.
Eerste Nederlandse begraafplaatsen in New York, New Jersey en Delaware
Hoewel de Nederlandse taal en cultuur tot in het midden van de achttiende eeuw overheerste in de door Nieuw Nederlanders gestichte gemeenschappen, was deze groep zeker niet homogeen. Het waren bijvoorbeeld de Zweden, samen met een groep Finnen, die Fort Christiana (nabij hedendaags Wilmington, Delaware) stichten in 1638. Vanaf het begin waren grote groepen Noren, Denen, Duitsers en Walen opgegaan in de Nederlandse kolonie. Daarbij kwamen ook nog eens groepen Franse Hugenoten die voor en nadat Nieuw Nederland was overgegaan naar de Engelsen (1664), ook assimileerden in de bestaande gemeenschappen [2]. Al deze verschillende groepen gebruikten door de hele regio kerkhoven, openbare begraafplaatsen en familiegronden voor hun begrafenissen. Helaas worden veel van deze plekken bedreigd door de nabijheid van dichtbevolkte woongebieden van het hedendaagse Amerika. De vroegste begraafplaatsen, zoals die in New Yorks oudste woongebieden Albany, Manhattan en Brooklyn, zijn allemaal verdwenen door stadsontwikkelingen in de negentiende eeuw. Graven die bij die ontwikkeling in de weg lagen, werden consequent verwijderd en naar grote park-achtige begraafplaatsen overgebracht [3]. De gedenktekens gingen echter niet altijd mee. Zo werden bijvoorbeeld de grafstenen van een van de eerste begraafplaatsen van New York, de zogenaamde Old Dutch Churchyard of New York City, vernietigd toen de grond werd verkocht aan projectontwikkelaars [4].
Meer landelijk gelegen begraafplaatsen kwamen er vaak niet veel beter af. Naar de grafmonumenten op de oude particuliere en familiebegraafplaatsen werd nauwelijks nog omgekeken. Die raakten in verval of verdwenen onder de grond. In zijn schrijven uit 1884 over het koloniale stadje Bushwick in New York, merkte Henry Stiles op dat de oude begraafplaats van dit plaatsje al vele jaren niet meer gebruikt was en verwaarloosd, totdat de resten uiteindelijk onder de Bushwick Dutch Reformed Church werden gedeponeerd [5]. En in 1929 schreef de uit Saugerties afkomstige Lila James Roney dat de familiegraven in het vroegere Ulster County, New York "snel verdwenen doordat boerderijen in handen kwamen van vreemden". Ze scheef ook dat "de stenen… waar de eerste bewoners van Saugerties waren begraven in de Hudson werden gegooid". Aan de status van de eerste Ulster County grafmonumenten voegt Roney nog het volgende toe:
"De rustplaats van de eerste bewoners …. is compleet overwoekerd met grote bomen en dichte ondergroei. Veel stenen zijn omgevallen en nagenoeg aan het zicht onttrokken. De inscripties van de oude veldstenen zijn vervaagd door de jarenlange stormen en de namen zijn verloren voor het nageslacht" [6].
Kortom, verwaarlozing is een andere factor die sterk bijdraagt aan het verloren raken van oude grafmonumenten.
In tegenstelling tot de particuliere of familiebegraafplaatsen behoren de kerkhoven tot een van de meest goed bewaarde erfgoederen van de koloniale tijd. Ze bevatten dan ook uitstekende voorbeelden van eenvoudige, niet ambachtelijke grafmonumenten van veldsteen. Maar het aantal kerkhoven dat dateert uit de Nederlandse tijd is gering. Dat komt niet doordat ze opgeofferd zijn aan stads- of dorpsuitbreiding, maar doordat er weinig aangelegd zijn en dan ook nog eens ver uit elkaar. Voor 1654 waren er slechts twee kerken in de hele kolonie en het duurde tot in het laatste decennium van de Nederlandse overheersing voordat er overal permanente gebouwen en begraafplaatsen verschenen [7]. Veel van de eerste begrafenissen op de kerkhoven concentreerden zich dichtbij de kerken, evenals de bijbehorende grafstenen. Om de groeiende gemeenschap te kunnen bergen werden sommige kerken uitgebreid. Daarbij werd in veel gevallen over de bestaande graven heen gebouwd [8]. Dit was ondermeer het geval in Flatbush, Hackensack en Kingston. Ook op andere plaatsen gebeurde dit, wat leidde tot het ontbreken van grafmonumenten behorende bij de vroegste begrafenissen op die plekken.
Indirect bewijs van het gebruik van vroege grafmonumenten
Er is een goede reden om aan te nemen dat er al voor de Engelse invloeden sprake was van het gebruik van grafmonumenten. Grafmonumenten zijn immers een belangrijk hulpmiddel bij het aangeven waar al begraven is, of waar juist nog ruimte is voor begraven. Bij opgravingen in de omgeving van de Old Dutch Church van Albany vonden archeologen graven van de eerste Nieuw-Nederlanders die begraven waren in kisten die in een rij op elkaar waren gestapeld [9]. Deze manier van begraven veronderstelt exacte kennis van de plaats van de voorgaande graven, vooral omdat het vaak wenselijk was familieleden bij elkaar te begraven, ook al stierven ze jaren later. In de Nederlanden was het, net als in het koloniale Amerika, de gewoonste zaak om familieleden bij elkaar te begraven in een graf, onder één grafmonument. Gedurende de koloniale periode in Amerika gebruikten de Nederlanders dezelfde manier van begraven waardoor men meerdere namen kan onderscheiden op individuele grafmonumenten.
Een andere sterk bewijs voor het feit dat er al vroeg gebruik gemaakt werd van grafmonumenten is gelegen in de aanwijzing dat in Nederland zelf, maar ook elders in Noord-Europa, nog zeer oude grafmonumenten te vinden zijn. Hoewel steen schaars en duur was, werden er in de zeventiende eeuw op kerkhoven al grafmonumenten opgericht zoals op afbeelding 1 te zien is. Veel van de gevonden "Nederlandse" grafmonumenten in het onderzochte gebied bleken vereenvoudigde versies van grafmonumenten in Nederland zelf. Ook werden grafmonumenten gevonden die overeenkomst vertonen met tradities in grafmonumenten, zoals gebruikt in Scandinavische landen in de middeleeuwen. Deze grafmonumenten, runenstenen genaamd naar de runentekens die erin gekrast zijn, zijn bekend uit de hele Germaanse wereld en dienden ondermeer als gedenkteken voor de doden [10]. Scandinaviërs vormden een grote minderheid onder de bevolking van Nieuw Nederland, maar er is meer onderzoek nodig voordat het gebruik van veldstenen als grafmonumenten gelinkt kan worden aan Scandinavische tradities uit dezelfde periode.
Niettemin is het aannemelijk dat deze kolonisten met hun tradities bij hebben gedragen aan het verschijnen van grafmonumenten met runenteken-achtige inkrassingen in Amerika. De overeenkomsten tussen de verschillende tradities rond grafmonumenten worden verder besproken onder de paragraaf 'Gewone koloniale grafmonument-vormen'.
Scandinavische invloeden in Nieuw Nederland
Schattingen gaan er van uit dat rond 1664 de bevolking van Nieuw Nederland bestond uit zo'n 9.000 kolonisten. Daarvan was ruwweg de helft van een andere afkomst dan Nederlands [11]. Tussen 1639 en 1649 was bij 13% van de huwelijken in New Amsterdam (New York City) een partner betrokken die afkomstig was uit Sleeswijk-Holstein (toen een deel van Denemarken), 5% kwam uit andere Scandinavische regio's, aldus de archieven van de Dutch Reformed Church [12]. In plaatsen zoals Fort Christina was het Scandinavische element nog groter, wat te maken heeft met de samenstelling van de gemeenschap. De meeste van deze kolonisten waren Luthers, in tegenstelling tot de Nederlanders die overwegend Calvinistisch waren [13].
Fort Orange, vlakbij het hedendaagse Albany, rapporteerde "zo'n 70 tot 80 [Luthersche] families" in 1659. Dergelijke aantallen konden ook gevonden worden op Long Island [14]. Deze aanzienlijke Scandinavische aanwezigheid mag geen verrassing zijn voor wie bekend is met de Nederlandse geschiedenis. Gedurende de zeventiende en achttiende eeuw vestigden zich veel Scandinaviërs, met name Noorse en Deense zeelieden met hun families, in Nederland [15]. Deze periode van contacten tussen de Nederlanders en Scandinaviërs zou grote kansen hebben geboden aan het uitwisselen van culturele tradities, inclusief die op het gebied van de funeraire cultuur en dus ook vormen van grafmonumenten.
Gewone koloniale grafmonument-vormen
Van Schenectady in New York tot Wilmington in Delaware staan op de door de Nederlanders, Hugenoten en Scandinavische kolonisten ingerichte begraafplaatsen nog veel eenvoudige grafmonumenten van veldsteen. Twee reguliere vormen komen hier voor, plank- of paalachtig in verschijning. Ze lijken op uit hout vervaardigde grafmonumenten en werden waarschijnlijk met dat beeld in gedachten ook in steen gehakt met het oog op duurzaamheid. Deze theorie wordt ondersteund door bewijs dat vastgelegd is van het gebruik van hout op de Knickerbocker Burying Grounds in Albany. A.J. Weise merkte in 1880 al op dat "de duurzaamheid van hout wordt getoond door de uitstekende staat van een hoofdbord van pitch-pine [Red: harde grenen soort, rijk aan hars] dat op deze begraafplaats staat" [16]. Hout werd ook veel gebruikt voor grafmonumenten in Nederland. Steen was vaak te duur en niet altijd voorradig [17]. Tot ver in de twintigste eeuw werden houten grafmonumenten daar gebruikt (Afb. 2). Het is in dit geval belangrijk om op te merken dat eventuele houten grafmonumenten die werden opgericht gedurende de Nieuw-Nederlandse periode het niet zo lang uitgehouden zullen hebben. Hout gaat wel lang mee, maar niet zo lang als steen.
In de Britse gemeenschappen van de kolonies in de 'upper mid-Atlantic' region was het niet ongewoon dat de grafmonumenten van veldsteen werden gehakt naar het evenbeeld van professioneel gehouwen grafstenen die men kon vinden in meer stedelijke nederzettingen. Bijvoorbeeld timpanen zoals die voorkomen op de ledikant-achtige grafmonumenten van de beeldhouwtradities uit New England en New York / New Jersey komt men tegen op veldstenen op het kerkhof van St. Paul's in Mount Vernon, New York. De Engelsen en Nieuw-Engelsen die zich vestigden in dit gebied namen soms ook symbolen op in de timpanen van hun grafmonumenten (Afb. 3). Deze overgeleverde grafmonumenten, waarvan sommige zo ver teruggaan als 1704, hebben inscripties die variëren van simpele initialen, het jaar van sterven en zelfs tot hele namen en sterfdata (Afb. 4).
Het oudste grafmonument met daarop een Nederlandse tekst, dat werd gevonden in de onderzochte regio, werd opgericht rond 1690 en stond op het kerkhof van de Gereformeerde Kerk van Schenectady. De steen werd aan het eind van de negentiende eeuw toevallig gevonden en verwijderd uit een kelder waar het in een muur was ingemetseld [18]. Het grafmonument was langwerpig in de vorm van een plank en ongeveer 36 bij 18 bij 10 cm groot. De inscriptie luidde als volgt:
ANNO 1690 / DEN 8 MAY / IS MIN SOON / IN DEN HEERE / GERUST / HENDRICK / IANSEN / VROOMAN / IAN VROOMAN
Net als de Nederlandse grafmonumenten van die tijd heeft dit monument een karakteristieke afgeschuinde top. Van voren gezien loopt het schuine deel van links naar rechts onder een hoek van ongeveer 30 graden. Gelijksoortige grafmonumenten waren opgericht in Kingston, waar de oudste dateert van rond 1710. In New Paltz, waar de Hugenoten zich hadden gevestigd, werden dit soort grafmonumenten ook gevonden. Hoewel de grafmonumenten op beide plaatsen op elkaar lijken en allen de schuine beëindiging hebben aan de bovenzijde, variëren de inscripties. Op het oude Nederlandse kerkhof in Kingston bevatten de grafmonumenten niet veel meer dan de initialen van de overledene en de datum van sterven (Afb. 5), terwijl bij sommige grafmonumenten uit New Paltz blijkt dat men vrij creatief was met het gebruik van acroniemen. Bijvoorbeeld, de vijfde lijn van het grafmonument op afbeelding 6, IDHOS, betekent 'In Den Heere Ontslapen'.
Goede voorbeelden van een ander type grafmonument, meer paalachtig van vorm, vinden we in Kingston (van de jaren 20 in de 18de eeuw) en New Paltz (vanaf de jaren 40 van de 18de eeuw). De grafmonumenten in Kingston behoren tot de oudste in hun soort en bevatten de zogenaamde schuine beëindiging in de kop (Afb. 7). Op de begraafplaats is ook een veldstenen grafmonument met een afgeronde kop te vinden die dateert uit 1737 (Afb. 8). Zulke grafmonumenten zijn gevonden met enkel initialen of in het geheel geen inscriptie in West Nyack (New York) en in het noorden van New Jersey op de Old Paramus begraafplaats. In het landelijke Neshanic in Centraal New Jersey, is in ieder geval ook één monument gevonden met een ronde kop en paalachtig van vorm die dateert uit 1763, dus wat later. Deze is in tegenstelling tot de eerder genoemde grafstenen voorzien van naam en sterfdatum.
Grafmonumenten met afgeronde koppen zijn karakteristiek op veel Nederlandse begraafplaatsen. Vaak ook dateren ze uit dezelfde periode, wat in zou kunnen houden dat deze vorm geïntroduceerd werd in de Amerikaanse kolonies door de Nederlanders. Het is echter interessant dat de Vikingen in Scandinavië al eeuwen eerder ruwe grafmonumenten met runentekens maakten met zowel afgeronde (Afb. 9) als schuine koppen (Afb. 10).
Sommige runensteenachtige grafmonumenten, zoals die van de Viele steen uit landelijk Ancram (New York) op afbeelding 11, combineren de beide vormen. Deze combinatie is ook aanwezig in het voorbeeld op afbeelding 12 dat afkomstig is uit Uppsala in Zweden dat dateert uit de elfde eeuw. Zoals eerder al besproken openen deze factoren, gecombineerd met het feit dat de Nederlanders en de Scandinaviërs al vroeg contact hadden met elkaar, de mogelijkheid van verspreiding door kolonisten van Scandinavische afkomst. Er is hoe dan ook dan ook meer onderzoek nodig aan de Europese kant om de connectie te leggen met de grafmonumenten zoals ze gevonden zijn in Amerika.
Hier dient verder opgemerkt te worden dat dergelijke niet-ambachtelijke grafmonumenten ook voorkomen op andere begraafplaatsen in New England. Afbeeldingen 13 en 14 laten voorbeelden zien van zowel plank- als paalvormige monumenten met ronde en afgeschuinde koppen in Lancaster, Massachusetts.
Terwijl aan het eind van de zeventiende eeuw professioneel vervaardigde grafmonumenten in veel gebieden van New England deze oudere monumenten verdrongen, bleven de niet-ambachtelijke de primaire verschijningsvorm in veel Nederlandse gemeenschappen tot rond 1740. Rond die tijd brachten koloniale Nederlandse steenhouwers, zoals John Zuricher, de New York / New Jersey traditie naar de kleine geïsoleerde Britse gemeenschappen boven Hudson. In de jaren die volgden op de overname van de Nederlandse gebieden door de Engelsen was er weinig sprake van integratie tussen Engelsen en Nederlanders. De grotere nederzettingen, zoals Albany of Kingston waren bijna geheel Nederlands, terwijl Long Island verdeeld was in vijf Nederlandse gemeenschappen in het westen en twaalf Engelse gemeenschappen in het oosten. De Nederlanders waren ook geconcentreerd in Bergen County, New Jersey alsook in Delaware waar de Nederlandse populatie ook veel Zweden kende. New York City was de enige plaats waar de Engelsen en Nederlanders echt dicht bij elkaar kwamen, maar zelfs daar was er weinig sprake van assimilatie [19]. Vanwege die geïsoleerdheid en de late introductie van ledikant-achtige monumenten, lijkt er voldoende bewijs voor het langdurige gebruik van een typisch eigen vorm van grafmarkeringen in New England voor de introductie van Engelse graftypen.
Als aanvulling op de plank- en paalvormige grafmonumenten is er binnen de Nederlandse gemeenschappen in het onderzoeksgebied ook nog een derde vorm te onderscheiden en wel die van de trapezoïde (Afb. 15) of puntige vorm (Afb. 16). Net als de eerder genoemde veldstenen grafmonumenten hebben deze grafmonumenten ook runensteen-achtige tegenhangers. Inscripties op de oudste van deze grafmonumenten (rond 1710 in Hackensack, 1720 in Old Swedes en rond 1730 in Old Paramus) bevatten zowel de initialen van de overledene als het sterfjaar.
De meeste oude grafmonumenten die onderzocht zijn, waren voorzien van kleine "+" of andere tekens tussen de letters van de aangebracht initialen. Op jongere stenen, met volledige teksten, werden deze tekens ook gevonden en stonden ze tussen de woorden, zoals in het voorbeeld uit Neshanic (Afb. 17). In tegenstelling tot runenstenen uit de Oude Wereld of gehouwen veldstenen uit de Britse kolonies is er nauwelijks sprake van tekeningen of afbeeldingen op de koloniale Nederlandse veldstenen. Afbeelding 18, waarop een grafmonument uit Hackensack te zien is, toont een zeldzaam voorbeeld van een steen waarop een symbool is uitgehouwen. Het grafmonument is waarschijnlijk geplaatst op het graf van een van oorsprong Indiaanse vrouw en het symbool zou dan ook een teken van haar stam voorstellen [20].
Conclusie
Samenvattend is er dus bewijs dat suggereert dat het gebruik van grafmonumenten al bekend was bij de Nieuw Nederlandse kolonisten en hun nakomelingen, voorafgaand aan de komst van de Engelse kolonisten in 1664. In de Nederlanden plaatste men al vroeg grafmonumenten op de kerkhoven en deden de kolonisten, voor praktische redenen, hetzelfde in Amerika. Helaas hebben factoren als voortgaande groei van dorpen en steden, verwaarlozing en mis-identificatie er toe geleid dat deze grafmonumenten geen archeologische sporen hebben nagelaten. Daardoor blijven de laatste rustplaatsen van veel van Amerika's vroegste kolonisten onbekend. De oudste nog bekende niet-ambachtelijke grafmonumenten die tijdens dit onderzoek werden gevonden in de regio dateren uit de eerste decennia van de achttiende eeuw. Hoewel er wat variatie bestaat in de vormen van de grafmonumenten is het Nederlandse type duidelijk te onderscheiden van de koloniale Britse tegenhangers in deze noord-oostelijke regio. Deze duidelijk te onderscheiden stenen bevatten ondermeer de plank- en paalachtig gevormde stenen, alsook de trapezoïde en meer puntige grafmonumenten. Omdat ze ook ouder zijn dan de meer Engels geïnspireerde grafmonumenten van de beeldhouwcultuur uit New York / New Jersey, is het aannemelijk dat het grafmonumenten zijn van voor de periode dat er contacten waren met de Engelsen, dus Nieuw-Nederlandse grafmonumenten. De mogelijkheid bestaat ook dat deze vormen geïnspireerd waren op de runenstenen van Noord Europa en hier geïntroduceerd werden door kolonisten van Scandinavische afkomst. In elk geval helpt het identificeren van deze grafmonumenten, zeker op hun originele plek, het onderscheiden van koloniale begraafplaatsen en het instandhouden van hun historische waarde. Voor verdere studie is dit zeker
Noten
- Richard F. Welch, "The New York and New Jersey Gravestone Carving Tradition," Markers IV (1987): 1.
- Louis B. Wright, The Cultural Life of the American Colonies: 1607-1763, 1st ed. (New York: Harper & Row, 1962), 47-56.
- Peter D. Shaver, "A Guide to Researching and Preserving New York's Burial Grounds," The Preservationist: NYS Office of Parks, Recreation and Historic Preservation 7:2 (Fall/Winter 2003): 7.
- Welch, "NY/NY Carving Tradition," 33.
- Henry R. Stiles, The Civil, Political, Professional and Ecclesiastical History and Commercial and Industrial Record of the County of Kings and the City of Brooklyn, NY from 1683 to 1884, Volume I. (New York: W.W. Munsell & Company, 1884), 15.
- Lila J. Roney, Gravestone Inscriptions of Ulster County, NY, Volume I. (Copied and Compiled by the Author, 1924), 1.
- Martha B. Flint, Early Long Island: A Colonial Study. (New York: G.P. Putnam's Sons, 1896), 95.
- Janice K. Sarapin, Old Burial Grounds of New Jersey: A Guide. (New Brunswick, NJ: Rutgers University Press, 2002), 14-15.
- Hartgen Archaeological Associates, Dutch Reformed Church Burial Ground, c1656-1882. (Report prepared by Hartgen Archaeological Associates, Inc., 1986), 5.
- "Runestones," Wikipedia, .
- "The New Netherland Dutch," The Colonial Albany Social History Project, .
- Annals of New Netherland: The Essays of AJF van Laer, ed. Charles T. Gehring, (Albany, NY: New Netherland Project, 1999), 15.
- Robert Alexander, "Religion in Rensselaerswijck," Selected Rensselaerswijck Seminar Papers. (Albany, NY: The New Netherland Institute, 1986), 311.
- A.J.F. Van Laer, The Lutheran Church in New York, 1649-1772. (New York: The New York Public Library, 1946), 39.
- Theodore C. Blegen, Norwegian Migration to America, 1825-1860. (Northfield, MN: The Norwegian-American Historical Association, 1931), 332.
- A.J. Weise. History of the Seventeen Towns of Rensselaer County from the Colonization of the Manor of Rensselaerwyck to the Present Time. (Troy, NY: J.M. Francis & Tucker, 1880), 65.
- Leon Bok, Personal communication, August 13, 2005.
- Jonathan Pearson, Contributions for the Genealogies of the First Settlers of the Ancient County of Albany, from 1630 to 1800. (Baltimore: Genealogical Publishing Company, 1978), 372.
- Richard Middleton. Colonial America: A History, 1565-1776. 3rd edition. (Oxford: Blackwel Publishers Ltd., 2002) 122, 145, 151.
- Sarapin, Old Burial Grounds, 73.
Oospronkelijke gepubliceerd in Markers XXIV. Reprinted with permission.
- Laatste update op .