Skip to main content

Fort Kochi - Johan Adam Cellarius (1740-1796)

Als op 19 mei 1762 het schip Oosthuizen van de kamer Hoorn de rede van Texel verlaat, betekent dit ook een definitief afscheid van Europa voor de man die in het soldijboek voor komt als korporaal Jan Adam Zelarius. Hij was geboren in 1740, als de zoon van Johan Jacob Cellarius en Maria Miller uit Olm (Ulm), in het huidige Duitsland.[i] Een correcte spelling van naam en geboorteplaats, zelfs als er een valse identiteit opgegeven werd, was wel van belang omdat in het soldijboek tijdens de hele diensttijd de salarisadministratie bijgehouden werd. Dat Cellarius zich daar van bewust was, blijkt uit het feit dat hij een brief schreef naar de kamer Hoorn waarin hij de juiste schrijfwijze van zijn naam en geboorteplaats bevestigde. Een wijs besluit, omdat Cellarius jaarlijks zijn soldijafrekening liet innen door gemachtigden. Zo konden zijn complete verdiensten over al die jaren vanuit Nederlandse handelshuizen gebruikt worden om meer dan 10.000 gulden te investeren in vastgoed in Ulm (Duitsland) en in handelscontacten in Europa.

De eerste jaren verbleef Johan in Batavia (Jakarta, Indonesië). Hij klom op van assistent (1764) en boekhouder (1771) tot onderkoopman in 1773 en van een maandinkomen van 14 naar 40 gulden in 1775. Ergens rond die tijd veranderde ook zijn standplaats en verhuisde hij naar de kust van Malabar. Hij moet toen al het nodige in zijn mars hebben gehad, want hij zag kans om de hand te veroveren van Maria Catharina Daimichen, dochter van zijn landgenoot Johan Daimichen die toen al de top van de maatschappelijke ladder bereikt had. Zij trouwden en lieten hun eerste zoon, Johan Adam, dopen op 25 oktober 1778 in Kochi. Cellarius werd bevorderd tot opperhoofd, waarna het gezin verhuisde naar Cranganoor, waar hun kinderen Johan Jacob op 23 augustus 1779 en Maria Helena op 20 augustus 1780 gedoopt werden. Het waren jaren waarin Cellarius zich niet alleen met de belangen van de VOC bezig hield, maar ook met de particuliere handel. De handelsstad Cranganoor was bij uitstek geschikt om handel te drijven met inheemse en buitenlandse handelslui. Cellarius onderhield handelscontacten met kooplieden uit zijn geboorteplaats Ulm, Nederland, Londen en Bombay. Hij werd niet alleen invloedrijk als koopman die handelde in zaken als kleding, prenten, atlassen en producten uit Malabar, maar ook als geleerde. Hij had een grote bibliotheek waarin naast veel atlassen ook werken van Shakespeare, Voltaire en Rousseau zaten. Woordenboeken, romans, boeken over navigatie, maar ook over geschiedenis en van Isaac Newton stonden in zijn kast, waarschijnlijk samen met zijn eigen werk dat in 1781 verscheen: “Aantekeningen over de spraak, wetenschappen en kunsten der Mallabaaren” en het “Cellarius Lexicon Latinum”.[ii] [iii] HHij werd omschreven als “een man van taal, lectura en liefhebberij voor goede wetenschap".[iv] Op 17 november 1786 werd hij op zijn herhaald verzoek ontslagen van de “opperhoofdij en kocht hij een huis aan de Rozenstraat in Kochi voor 3.700 realen van VOC-dienaar Jacobus Eversdijck. Hij betrok het huis met zijn gezin en tien totslaafgemaakten.[v]
First Page “Aantekeningen over de spraak, wetenschappen en kunsten der Mallabaaren”Eerste bladzijde “Aantekeningen over de spraak, wetenschappen en kunsten der Mallabaaren”

Voor Johan Cellarius en zijn gezin lag de weg terug naar Europa nog open. Cellarius bezat inmiddels een landhuis in Ulm en door te trouwen met een dochter van Johan Daimichen werden zij en haar broers en zusters, als eerste generatie nakomeling van een Europese vader en een mestize[vi] moeder, nog gezien als Europees. De afkalving van de macht van de VOC, de verworven bezittingen en het familienetwerk deden veel VOC-dienaren toch besluiten om te blijven ondanks de verwachte overheersing van de Engelsen in het gebied. Zo ook Johan Adam Cellarius. Ondanks zijn verschillende belangen werd hij nog een paar jaar officier van justitie in Kochi. Hij nam wel zijn voorzorgsmaatregelen, zo stuurde hij zijn zoons Johan Jacob en Johan Adam naar Ulm om daar te gaan studeren en zich daar blijvend te vestigen. Hij besloot ook testamentair te bepalen dat na zijn dood zijn dochter met de eerste gelegenheid, onder begeleiding, naar Ulm moest gaan en daar “overgeleverd werd aan de schoot van haar vaderlijke familie”.[vii]

In oktober 1790 viel Cellarius, samen met Willem van Haaften, de eer te beurt om de nieuwe koning van Cochin te verwelkomen. De ceremonie met vlagvertoon en kanonschoten werd van te voren omschreven:  “De nieuwe koning van Koetsien komt voor de eerste keer naar zijn paleis in Koetsien. Cellarius en van Haeften zullen in een koets naar het paleis gaan om hem namens Van Angelbeek te verwelkomen en te vragen wanneer het de koning uitkomt om Van Angelbeek te ontvangen. Zodra  de Orangbai Van Tripontare in 't gezicht komt zal de vlag gehesen worden en de hele dag blijven waaien. Wanneer zijne Hoogheid dicht bij het paleis komt zal hij met 21 kanonschoten van de  vesting gesalueerd worden. Om 9 uur marcheert een detachement Grenadiers van 50 koppen met twee officieren van de paradeplaats naar het paleis, formeert een rij van de oever der rivier af tot op het binnenhof van het paleis en salueert de koning, onder het presenteren van 't geweer en het slaan van de mars met vaandel en esponton (korte lans), waarna hetzelfde zich op het binnenhof formeert met het front naar het paleis of naar de plaats waar de koning zich ophouden zal, en als dan drie generale salvo's geven met een kanonschoot tussen beiden waarop noch 18 kanonschoten en dus 21 in 't geheel gedaan worden uit de veldstukken die tot het einde, ook ’s morgensvroeg, met de nodige artilleristen gedetacheerd zullen worden.”[viii]

Op 20 oktober 1795 werd Cellarius krijgsgevangen genomen door de Britten. Dat bleef hij tot zijn dood op 15 juni 1796. Uit de inventaris van zijn bezittingen die toen werd opgemaakt, blijkt hoe groot de rijkdom van Cellarius was geweest. Zijn dochter Helena was erfgename van al zijn bezittingen in Kochi en bleef in het huis aan de Rozenstraat wonen. Ondanks haar vaders wens dat zij naar Duitsland zou gaan, bleef ze, waarschijnlijk noodgedwongen door de Engelse bezetting, in Kochi wonen. Francois Joseph von Wrede, zwager van Cellarius, was onder andere belast met de begrafenisceremonie en was executeur-testamentair. Door de openbare verkoop van een deel van zijn boedel, waarvoor 8 dagen nodig waren, weten we hoe de bibliotheek van Cellarius er uit zag, maar ook de inrichting van zijn huis en dat hij een draagstoel bezat. Ook dat hij een strijdwagen met twee paarden bezat en zijden broeken droeg. Zijn vrouw kon haar oren behangen met gouden oorbellen, met 108 diamanten versierd. Zijn zwager Frans Joseph kocht er twee paar van voor ruim 900 rupya. Uit de rekening van zijn begrafenis zijn de kosten voor het maken van zijn graf op te maken. De metselaar voor het metselen van het graf kreeg 6 rupya, de inkoop van de ‘blauwe’ steen op het graf kostte 3 rupya, het kappen van de letters 25 rupya en de vergoeding aan de scriba om het houwen van de letters bij te wonen 6 rupya.

 Text plate on the tombe of Cellarius (photo René ten Dam, 2020)Tekstplaat op het grafmonument van Cellarius (foto René ten Dam, 2020)

Opvallend is echter dat op het grafmonument geen 'blauwe' steen, waarmee vermoedelijk een type hardsteen bedoeld wordt, te vinden is. Mogelijk werd daarmee de tekststeen bedoeld, die volgens de rekening 3 rupya kostte en dus niet zo groot zal zijn geweest. De vraag is wel of het grafmonument origineel is. De vormgeving van het monument doet niet oorspronkelijk aan. De Latijnse tekst op het grafmonument: Piis manibus / J.A. Cellarii Ulmensis / Obiit 15 Junii 1796. In vertaling: Gewijd aan de vrome ziel van/ J.A. Cellarius uit Ulm / overleden 15 juni 1796.]

Zijn dochter paste zich aan de nieuwe omstandigheden onder de Engelsen aan en trad in 1801 in het huwelijk met de Engelse Hugh Masseij Fitzgerald. Alles wijst er op dat de vrouw van Cellerius nog leefde op 7 november 1795, toen haar moeder overleed,[ix] maar bij het overlijden van haar man worden alleen hun kinderen nog genoemd, dus zal zij tussen 7 november 1795 en 15 juli 1796 ook overleden zijn. De kinderen mochten met zijn drieën daarna 81.849 rupya verdelen.

 

Noten

[i] Albrecht Weyermann, Nachrichten von Gelehrten, Künstlern und andern merkwürdigen Personen aus Ulm (1798); NA 1.04.02.12506 scan 0036

[ii] Heruitgave Nabu Press September 2011

[iii] NA 1.11.06.11.1557

[iv] NA 1.04.02.3619 scan 132

[v] NA 1.04.02.7608 scan 910

[vi] Een mesties is een persoon geboren uit een Europese, vaak Spaanse of Portugese, vader en een Indiase moeder of omgekeerd. In bredere zin wordt iedereen van gemengde etnische afkomst wel mesties genoemd.

[vii] NA 1.11.06.11.1557

[viii] NA 1.11.06.11.1359 scan 264

[ix] NA 1.11.06.11.1461

Singh, A.: Fort Cochin in Kerala 1750-1830 : the social condition of a Dutch community in an Indian milieu

Doop en trouwboek Cochin, Gens Nostra 1992

 

 

  • Laatste update op .