Skip to main content

Izmir - Protestants kerkhof

In Izmir, voorheen Smyrna, bestaan tot op de dag van vandaag nog verschillende christelijke begraafplaatsen en een joodse begraafplaats. Tot het begin van de twintigste eeuw waren er verschillende wijken in de stad voor Grieken, Armenen, ‘Franken’ [1], Joden en Turken, die allen eigen begraafplaatsen hadden. De alleroudste begraafplaatsen werden vanwege stadsuitbreidingen al vroeg in de achttiende eeuw opgeheven. Aan de westzijde van de stad lagen grote joodse en islamitische begraafplaatsen en aan de oostzijde lag een drietal Europese begraafplaatsen. Deze waren tot in de jaren dertig van de twintigste eeuw te vinden bij een van de bruggen over de rivier Meles, die aan de oostzijde toegang gaf tot Smyrna. Deze zogenaamde karavaanbrug is inmiddels verdwenen en nergens in de omgeving is nog iets te vinden van een begraafplaats. In de omgeving ligt nog wel een joodse begraafplaats. De huidige christelijke begraafplaatsen moeten verder van het oude Smyrna gezocht worden, onder meer in Buca, Bornova en in Karabağlar, op de weg richting Gazimir. Daar wordt tot op heden begraven. Hier liggen ook enkele graven van de Nederlandse familie Dutilh, een handelsfamilie die tot op heden in Izmir is blijven wonen.

Karavanenbrug IzmirKaravanenbrug Izmir

Nederlanders in Smyrna

De stad Smyrna, gesticht door de oude Grieken in de elfde eeuw voor Christus, maakte vanaf 1415 deel uit van het Osmaanse rijk. De gunstige ligging aan een grote, goed toegankelijke baai die via de Egeïsche Zee bereikbaar was, zorgde ervoor dat de stad uitgroeide tot een internationale handelsstad. Dat kwam ook omdat Smyrna een knooppunt was in de handel via de zijderoute. Westerse kooplieden wisten de stad snel te vinden. Waarschijnlijk kwamen de Nederlandse kooplui al in de zestiende eeuw in Smyrna, toen nog handelend onder Franse vlag. Na 1612 mochten ze onder eigen vlag handeldrijven. In datzelfde jaar werd Cornelis Haga (1578-1654) benoemd als eerste ambassadeur aan het Ottomaanse hof voor Republiek der Nederlanden. De republiek had voordien al relaties met het Ottomaanse Rijk, maar 1612 is de officiële start van de diplomatieke betrekkingen.

De eerste consul in Smyrna werd benoemd in 1656 en er ontstond een kleine Nederlandse gemeenschap. Veel van de Nederlanders zijn in naam onbekend, maar een van hen waar we wat meer van weten over zijn tijd in Smyrna, was Daniel Jean de Hochepied (1657-1723). Hij stamde uit een Frans Hugenoten-geslacht en zijn vader handelde in Amsterdam in zijden stoffen. De Hochepied zette voor het eerst voet aan wal in Smyrna in 1678. Dat was geen doelbewuste stap, maar meer om in andere sferen te vertoeven wegens een ongelukkige liefdesaffaire. In Istanbul leerde hij de dochter van de Nederlandse ambassadeur kennen en hij trouwde met haar. Omdat het thuisfront niet ingenomen was met dit huwelijk, besloot De Hochepied in het Ottomaanse rijk te blijven. Door zijn contacten werd hij in 1688 consul van de Nederlandse gemeenschap in Smyrna. In die tijd woonden er wel 10.000 buitenlanders in Smyrna met ieder hun eigen kerken, begraafplaatsen, ziekenhuizen en andere voorzieningen. De Hochepied trad ook op voor bevriende mogendheden en behartigde hun zaken binnen het Ottomaanse rijk.  Als beloning verkreeg De Hochepied voor zijn werkzaamheden allerlei gunsten en titels, zo ontving hij in 1704  van Hongarije de titel van baron. Enkele van zijn kinderen zouden ook hoge functies bereiken, waaronder ambassadeur in Istanbul.

Een andere familie die succesvol zakendeed in het Ottomaanse rijk waren de Van Lenneps. In 1731 kwam David George van Lennep zijn geluk zoeken in Smyrna. Al snel vond hij fortuin in zaken, terwijl de liefde op zich liet wachten. Uiteindelijk huwde Van Lennep een jonge vrouw uit de familie Leidstar, die in het Osmaanse rijk een groot handelshuis hadden. De families De Hochepied en Van Lennep bouwden zo hun leven op aan de Egeïsche kust en dankzij hun kinderrijke gezinnen behoorden ze al snel tot de meest vooraanstaande families in Smyrna.

Doordat tal van huwelijken binnen de Europese gemeenschap van Smyrna werden gesloten, kon in de achttiende eeuw de internationale gemeenschap een stempel drukken op de stad. De Europese enclave in de stad behoorde tot de meest aangename plek in Smyrna. Om de drukte van de stad te ontvluchten hadden veel rijke families vaak wel een buiten aangelegd ver buiten de stad.

Het Nederlandse kerkhof

De Nederlanders hadden in de oude stad een eigen kerk, ziekenhuis en begraafplaats. Die zijn vandaag de dag nog te vinden in de wijk Alscancak. De omgeving hier is na 1922 onherkenbaar veranderd, mede door de grote verwoestingen die de Grieks-Turkse Oorlog met zich meebracht. Zeker 70 procent van de stad brandde toen af. Dat het kerkje de Grieks-Turkse strijd heeft overleefd, mag een wonder heten. Wel gingen veel van de Nederlandse huizen, vaak net als veel van de andere huizen gemaakt van hout, verloren.

Bord bij de ingang van het kerkhof.Bord bij de ingang van het kerkhof.

De eerste begrafenis op het kerkhof vond waarschijnlijk plaats in 1663. Het kerkhof bleef in gebruik tot 1874. Daarna werd verder buiten de stad de Felemenk Bahce (SC-TUR-004) in gebruik genomen. Op het kerkhof werd niet alleen begraven door de Nederlanders, zoals blijkt uit de Zwitserse en Engelse teksten op sommige grafmonumenten. Kerk en kerkhof zijn bij de Vrede van Lausanne in 1923 in handen gebleven van de Nederlandse staat, op voorwaarde dat het voor religieuze doeleinden zou worden gebruikt. Om die reden heeft de Nederlandse staat het kerkje verhuurd aan de Grieks-orthodoxe kerk ‘Aya Fotini’. Het huidige aanzien van het kerkje, in een Engelse stijl, dateert waarschijnlijk van 1908. Een Engels kerkje in Buca, gebouwd door Engelse handelsfamilies in 1868, stond waarschijnlijk model voor het kerkje. Voor zover bekend is er nooit onderzoek gedaan naar het kerkje en het kerkhof. Een publicatie is niet te vinden. Toch zijn er wel lijsten en verwijzingen te vinden waaruit een en ander op te maken is.

Op het kerkhof zijn enkele tientallen rijkversierde grafmonumenten uit de zeventiende tot en met de negentiende eeuw te vinden met namen van Nederlandse families die herinneren aan de bloeiperiode in de handelsbetrekkingen. Een deel van de grafstenen ligt niet meer op de oorspronkelijke plaats. In 1965 werden bovendien 17 grafstenen van de oude begraafplaats naar hier overgebracht. Dat was een besluit van de toenmalige honorair consul Hendrik F.G.M. Dutilh (1929-?). Een ingemetselde steen op het kerkhof herinnert aan deze gebeurtenis.

Gedenksteen ter herinnering aan het overbrengen van de grafmonumenten.Gedenksteen ter herinnering aan het overbrengen van de grafmonumenten.

In 1950 waren er nog maar 25 Nederlanders bekend bij het consulaat. Kerkgangers waren er dan ook nauwelijks meer. Daardoor raakten nog behouden huizen in verval en ging alsnog veel van de sporen van de Nederlanders verloren. Inmiddels zijn er in de omgeving weer meer Nederlanders te vinden, aangetrokken door het bloeiende toerisme in de omgeving.

Indruk van het kerkhof

Vandaag de dag is het kerkje door de omliggende begroeiing grotendeels aan het oog onttrokken, maar na het betreden van het kerkhof vallen de grafmonumenten direct in het oog. Het merendeel van de oudere grafmonumenten betreft niet al te dikke zerken van marmer op een roef. Bij een aantal grafmonumenten is die roef rijk uitgewerkt met doodssymbolen. De teksten en beeltenissen op de zerken zijn vaak rijk uitgewerkt. In eerste instantie zijn de teksten vooral in het Latijns schrift gesteld. Tussendoor wijzen woorden als “Narden” (Naarden) of “Ollandiae” (Holland) op de afkomst van de doden die er begraven liggen. Slechts een enkele zerk kent een geheel in het Nederlands gestelde tekst.

Overzicht met een aantal zerken.Overzicht met een aantal marmeren zerken.

Op het kerkhof werden niet alleen de leden van de Nederlandse handelsfamilies begraven, maar ook de scheepslieden of passagiers die onderweg of in de haven aan boord van hun schip overleden. Onder de opschriften treffen we uiteraard de namen De Hochepied en Van Lennep aan. Ook andere protestantse families in Izmir, afkomstig uit Engeland, Zwitserland of Zweden, vonden hun laatste rustplaats op het kerkhof.

De meer neoklassieke grafmonumenten op het kerkhof zijn negentiende-eeuws en verwijzen naar tragische verliezen van echtgenoten, kinderen of andere familieleden. De uitvoering en stijl van de grafmonumenten van veel van de Nederlanders kent een uitbeelding die neigt naar zerken uit een kerkvloer. De gebezigde Latijnse taal komen we op dergelijke zerken in Nederland echter nauwelijks tegen. Feitelijk komen we dergelijke zerken, zeker uit de zeventiende eeuw, ook zelden tegen op Nederlandse kerkhoven. Wel is er een vergelijking met wat op het Nederlandse begraafplaats in Livorno aangetroffen kan worden.

Overzicht met zerken.Overzicht met zerken.

Er ligt midden in het moderne Izmir aldus een kleine schat aan Nederlandse funeraire cultuur. Vierhonderd jaar betrekkingen levert dus ook dit op.

 

Noot

[1] Benaming in het Ottomaanse Rijk voor West-Europeanen

 

Literatuur

  • Contemporary Turkish culture in the Netherlands and in Turkey/Hedendaagse Turkse cultuur in Nederland en Turkije, verkenning, in opdracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en in samenwerking met het Ministerie van OCenW, 2004.
  • Heylen, Sabine, 'Nederlandse diplomaten en ondernemers in de Levant'; in: Genealogie, tijdschrift voor familiegeschiedenis, jaargang 14, nr. 2, juni 2008.

 

Internet

 

Header: De golf van Smirna, Gerard van Keulen (1720)

 

Referentie: SC-TUR-002

 

  • Laatste update op .