Korte geschiedenis van de Oranjetuin
Aanvankelijk werden de doden begraven in en bij Fort Zeelandia, dat gold met name voor de hoge officieren en ambtenaren. Met de komst van een burgerij kwam er ook behoefte aan een geschikte kerk en een begraafplaats.
De eerste kerkgebouwen
Toen vlak na de dood van dominee Termaath in 1699 de kerk van Torarica werd opgeheven, werd de predikant van Paramaribo ook de predikant voor Torarica. Een kerk had Paramaribo echter nog niet, diensten waren er al wel. De eerste jaren werden deze gehouden in de woning van Nic. Combé, kommies van de West-Indische Compagnie (WIC), vlakbij het fort. Zijn huis was één van de weinige huizen gebouwd van steen, dat als ballast voor de schepen was meegekomen naar Suriname. Er is begin zeventiger jaren voor het eerst sprake van gebouw dat dienst doet als kerk, tot 1688 als er een nieuw houten gebouw wordt gebouwd. Heel lovend wordt er niet over dat gebouw gesproken, de kerk zou evengoed als pakhuis kunnen dienen. Er zijn geen aanwijzingen dat in dit gebouw of zijn voorganger is begraven. Uiteindelijk wordt er pas in 1701 een kerk annex raadhuis gebouwd in de Oranjetuin. De onderste verdieping kon worden gebruikt als vergaderruimte voor het hof van politie en justitie, terwijl de bovenverdieping als kerk diende. In het gebouw zetelde ook de weeskamer. Het gebouw lag aan de zuidrand van de huidige locatie, met aan de andere zijde een marktplein en was gebouwd van klipsteen, hetzelfde materiaal waarmee ook de vestingmuur van Fort Zeelandia is opgebouwd.[1].
De Oranjetuin
Aan de kant van de huidige kerk lag een begraafplaats die al omstreeks 1690 in gebruik was genomen. Deze werd aangeduid met Oranjetuin, naar de sinaasappelboompjes die er stonden. De kleine dodenakker was echter niet bedoeld voor de eenvoudige burger en de arbeiders. Zij vonden hun laatste rustplaats op de hoek van de Herenstraat en de Klipstenenstraat. Die begraafplaats is vermoedelijk midden achttiende eeuw geruimd. Vanaf dat moment werd de Savanne mogelijk de begraafplaats voor de armen. De Oranjetuin was qua kosten vergelijkbaar met het begraven in de kerk van Torarica eerder, nl. 50 gulden. Wilde men een grafsteen, dan diende men nog eens 50 gulden te betalen. Voor een dubbele zerk betaalde men 100 gulden. De begraafplaats was niet heel groot, dus in 1756 werd een nieuwe begraafplaats, Nieuwe Oranjetuin, aangelegd aan de rand van de stad. Enkele jaren later, in 1763 werden de graftombes op de oude begraafplaats gesloopt en de grafstenen plat op de grond gelegd. Wilde men toch begraven op de Oranjetuin, dan moest een forse boete betaald worden van 500 gulden.
“.... Zijnde wijders bij welgemelde Edele Hove gestatueerd dat in 't vervolg geene lijken ter begravenisse in de gemelde Oranjethuyn sullen werden gepermiteerd ten sij voor ieder van deselve alvoorens werden betaald eene somma van vijff hondert Hollandse guldens ....” [2]
Diegenen die reeds een familiegraf hadden op de begraafplaats, betaalden de boete graag. Ook omdat de boete hen een zeker aanzien gaf. De zichtbaarheid van een begrafenis in de oude Oranjetuin zal ook hebben meegespeeld voor sommige families. Gaandeweg werd er wel minder begraven en de laatste begrafenis vond in 1795 plaats. In 1801 werd het kerkhof definitief gesloten en langzamerhand breidde de markt zich uit tot over de begraafplaats, zoals de tekening van Benoit laat zien die hij in 1830 maakte tijdens zijn reis door Suriname.
Een nieuwe kerk
Al een paar jaar na de bouw van de kerk waren ingrijpende reparaties nodig. Eind 1722 of begin 1723 kreeg de kerk een eigen luidklok in de vorm van een klokkenstoel naast de kerk. Tot die tijd was de klok van het fort gebruikt. Maar na enkele jaren bleek het hout verrot en werd de klok weer verplaatst naar het fort. Omdat steeds meer families uit de districten naar Paramaribo trokken, nam het kerkbezoek ook toe. Er was behoefte aan een grotere kerk in plaats van een verdieping op een gebouw, maar nieuwbouw stuitte op grote bezwaren en kosten. Men besloot dat de bestaande kerk moest worden vergroot, maar de uitbreiding zou pas plaatsvinden in 1738 en dan nog vooral omdat er op de benedenverdieping te weinig ruimte bleek voor de weeskamer.
In 1793 leek het de stadsbouwmeester goedkoper een nieuw gebouw neer te zetten in plaats van het huidige gebouw te renoveren. Er was echter onvoldoende geld beschikbaar en het gebouw werd alsnog opgeknapt. In 1814 kreeg de Hervormde gemeente eindelijk zijn eigen kerkgebouw, aan de noordzijde van het kerkplein waar zich de begraafplaats bevond. Het lijkt waarschijnlijk dat er graven zijn geruimd voor de bouw van de nieuwe kerk, ondanks dat de exacte omvang van de begraafplaats niet bekend is. De kolonie viel op dat moment onder Engels bestuur en de oude kerkzaal werd niet afgebroken, maar gebruikt voor de anglicaanse eredienst. De Engelse koning schonk 100.000 gulden voor de bouw van de nieuwe kerk. De resterende 150.000 gulden werd bijeengebracht door een obligatielening. Vanaf 1816 zou Suriname weer onder Nederlands bestuur vallen.
Lang heeft men echter niet mogen genieten van de eigen kerk, want in 1821 werd het gebouw evenals het oude raads- annex kerkgebouw bij een grote stadsbrand in de as gelegd, waarbij vrijwel het gehele oude centrum verloren ging. In 1822 werden de funderingen van de kerk verwijderd en werd een prijsvraag uitgeschreven voor het ontwerp van een nieuwe kerk. Er was echter geen winnaar en het zou tot 1835 duren voordat een nieuwe kerk gebouwd zou worden.
Geruimd?
Toen in 1835 een nieuwe kerk werd gebouwd, ruimde men ook de begraafplaats. Een deel van de zerken werd in de vloer van de nieuwe kerk geplaatst en een klein aantal werd aan de westzijde van kerk neergelegd. [3] De begraafplaats is waarschijnlijk nooit geruimd, of in ieder geval niet volledig. In 1905 werden bij de aanleg van een riool op het kerkplein menselijke resten gevonden, als ook kistresten en ornamenten.[4]
Noten
[1] Dikland, Philip. De Oude Oranjetuin (2004) via https://www.suriname-heritage-guide.com/ (geraadpleegd 8 januari 2018), pag. 2
[2] Schiltkamp, J.A. en J.Th. de Smidt, West-Indisch plakaatboek dl. I en II (1973), pag. 635.
[3] Doordat er zerken in de huidige kerk liggen, is het misverstand ontstaan dat er in de kerk begraven is.
[4] Nieuwe Surinaamsche courant, 29-1-1905
- Laatste update op .