Skip to main content

Vroege Nederlandse begraafplaatsen III - Materialen en teksten

De gebruikte natuursteen en steenhouwtradities

Op de tot nu beschreven begraafplaatsen zijn de oudste grafstenen alle gehakt uit een bruine zandsteen die voornamelijk afkomstig is uit lokale steengroeven in Newark (New Jersey). Dit in tegenstelling tot het gebruik van leisteen in New England. Slechts enkele grafmonumenten van leisteen worden aangetroffen in de Hudson-vallei. De oudste zandstenen voorbeelden hier dateren uit het begin van de achttiende eeuw.

Die stenen van zandsteen volgen al aardig het latere voorbeeld van een smalle stele met een geschouderde, afgeronde top. Maar er is nog een aantal plaatsen waar voorbeelden te vinden zijn die aangemerkt kunnen worden als de voorlopers van de zandstenen steles. In Tapan, Kingston en Rhinebeck zijn grafstenen te vinden die lijken te zijn gemaakt van ter plekke gevonden veldsteen van schist [1]. Het zijn vaak ruwe, rechthoekige stukken steen, maar duidelijk niet professioneel bewerkt. Mogelijk dat families ze zelf bewerkten omdat er geen steenhouwers beschikbaar waren. Het ruwe uiterlijk en de onbeholpen teksten, onderscheidt ze duidelijk van de latere achttiende-eeuwse zandstenen grafstenen. De bedoelde teksten zijn vaak niet meer dan enkele initialen met een jaartal. Bij een aantal is duidelijk te zien is dat de tekst gesteld is in het Nederlands. Dat onderscheidt ze van de zogenaamde voetstenen die families in de daaropvolgende eeuwen bij hun graven plaatsten om de plaatsen te markeren. Deze voetstenen zijn slechts een centimeter of dertig in hoogte en bevatten alleen de familie-initialen. Ze zijn overal nog wel te vinden, maar stammen voornamelijk uit de latere achttiende eeuw. Ze zijn vaak goed afgewerkt in tegenstelling tot de ruw bewerkte stenen die tot de oudste grafmonumenten in de Hudson-vallei gerekend kunnen worden.

USA-030. Eenvoudige stèle van lokale veldsteen op het kerkhof van Rhinebeck. (foto Leon Bok, 2009)USA-030. Eenvoudige stèle van lokale veldsteen op het kerkhof van Rhinebeck. (foto Leon Bok, 2009)

De reden waarom het beeldhouwwerk in de Hudson-vallei pas halverwege de achttiende eeuw op gang kwam, heeft zeker te maken met het feit dat de WIC gilden verbood in Nieuw-Nederland. Vakmanschap en tradities werden in Nederland vooral via gilden overgeleverd, maar de gilden hadden ook veel macht. Dat wilde de WIC juist niet in hun kolonie. Dat betekende tegelijk dat er nauwelijks een steenhouwerstraditie op gang kwam in de kolonie. Bovendien was er zeker in de zeventiende eeuw nog onvoldoende werk voor een steenhouwer op het gebied van grafmonumenten. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de eerste steenhouwers die bekend raakten vanwege hun grafwerk afkomstig waren uit de Engelse koloniën. Hoewel die gewend waren monumenten te hakken in leisteen, adopteerden ze in de regio van New York het gemakkelijk te bewerken zandsteen. Vanuit hun Engelse achtergrond namen de steenhouwers ook de traditie mee van funeraire symbolen die zo herkenbaar zijn op de achttiende-eeuwse grafmonumenten. Gevleugelde doodshoofden en engelen komen veel voor. Vanaf 1720 hakten steenhouwers uit New Jersey grafwerk dat ook verspreid werd in de Hudson-vallei. Rond 1750 ontstond ook in New York een grafsteentraditie die vervolgens een hele ontwikkeling doormaakte. Die ontwikkeling is anders dan die in New England en neemt een eigen plaats in binnen de geschiedenis van de grafcultuur in Amerika.

USA-027. Werk van John Zuricher op het kerkhof van Fishkill, in dit geval met een Engelse tekst. Onderaan de stèle staat de naam van Zuricher. (foto Leon Bok, 2009)USA-027. Werk van John Zuricher op het kerkhof van Fishkill, in dit geval met een Engelse tekst. Onderaan de stèle staat de naam van Zuricher. (foto Leon Bok, 2009)

Nadat er meer vakmannen beschikbaar kwamen, werden de grafstenen vaker verder uitgewerkt met meer tekst, meer vormgegeven en prachtige afbeeldingen van vooral gevleugelde engelenkoppen. In de Hudson-vallei was vooral John Zuricher een bekende en populaire steenhouwer. Zuricher was afkomstig uit de Nederlandse gemeenschap en lid van de Dutch Church in New York. Zijn clientèle was dan ook overwegend van Nederlandse afkomst. Hij had een winkel in New York en leverde stenen in de hele Hudson-vallei. Dat deed hij vanaf de jaren veertig van de achttiende eeuw tot aan de Amerikaanse revolutie. Niet lang daarna, in 1775, vertrok hij naar het noordelijk van New York gelegen Haverstraw Precinct. Daar werkte hij nog tot 1778 aan stenen. Zuricher overleed in 1784; de locatie van zijn graf is niet bekend. Zijn werk is verspreid over een uitgestrekt gebied rond New York City, zoals blijkt uit de vele voorbeelden die nog te vinden zijn.

In diezelfde periode traden ook andere steenhouwers naar voren. Vaak waren ze afkomstig uit Engeland of uit de omgeving van Boston, New England. Net als Zuricher betekende de Amerikaanse vrijheidsstrijd een hapering in hun productie. Veel steenhouwers raakten door de oorlog afgesloten van hun klanten. Ze pakten de draad weer op nadat de Britten waren verdwenen. Veel stenen met data tussen 1776 en 1783 zullen na die tijd zijn gemaakt.

USA-007. Marmeren stèle uit de negentiende eeuw op het kerkhof van New Utrecht, Brooklyn. Tekst en afbeelding zijn nagenoeg verdwenen. (foto Leon Bok, 2009) USA-007. Marmeren stèle uit de negentiende eeuw op het kerkhof van New Utrecht, Brooklyn. Tekst en afbeelding zijn nagenoeg verdwenen. (foto Leon Bok, 2009)

Tot deze periode werd voornamelijk het bruine zandsteen gebruikt. Niet lang daarna werd het zandsteen verdrongen door het type steen dat wat bekender voor ons is: marmer. Ook de vorm veranderde. Er verschenen steeds meer hoge smalle stèles met rechte bovenzijde, soms voorzien van wilgen en andere negentiende-eeuwse funeraire motieven. De verandering in materiaal is wel het meest opvallend: in plaats van bruinrode zandsteen gaat men over op een witte kalksteen die men over het algemeen ‘marble’ noemt. Dit materiaal sprak kennelijk meer aan dan het bruine, wat donkere oppervlak van de eerder gebruikte zandsteen. Helaas voor ons is het marmer door de weersinvloeden sterk verweerd. Veel teksten op negentiende-eeuwse stenen zijn niet meer te lezen, in tegenstelling tot veel van de zandstenen stèles. Niet dat die stenen niet te lijden hadden van blootstelling aan weer en wind, maar ze reageren anders dan het marmer. Het zandsteen heeft de eigenschap om te splijten waardoor soms hele delen verloren gaan. Dat hoeft de tekst niet altijd te beïnvloeden, maar bij ernstige schade kan er wel veel verloren gaan. Het oppervlak van de marmeren stenen daarentegen, slijt langzaam weg totdat er geen tekst meer over is.

Het gebruik van zandsteen en marmer werd aan het eind van de negentiende eeuw ingehaald door graniet of andere meer duurzame steen. Ook zink werd wel toegepast, maar niet zoveel als bij ons gietijzer. Hout werd nauwelijks gebruikt, maar dat is met de grote hoeveelheden steen in de nabije omgeving ook logisch. 

Nederlandse teksten

Zoals eerder al was aangegeven zijn er nog aardig wat grafmonumenten te vinden met Nederlandse teksten. De oudste stenen kennen een bewerking die lijkt te zijn gemaakt door individuen en niet door vakbekwame mensen. Simpele woorden als ‘Anno’ of ‘Familie’ duiden op Nederlandse herkomst van de overledene. Hoewel later veel grafmonumenten gemaakt werden door steenhouwers met een Nederlandse achtergrond, zijn de teksten soms wel heel erg verkeerd gespeld. Op sommige stenen lijkt de steenhouwer weinig kennis te hebben gehad van wat hij schreef en zijn veel fouten gemaakt. Wat wel zeer fraai is, zijn de wat uitgebreidere poëtische teksten op sommige stenen. Dergelijke teksten geven een prachtig beeld van de wereld waarin men in die tijd leefde. De teksten zijn zeker ook bijzonder omdat achttiende-eeuwse grafmonumenten met dergelijke teksten in Nederland zelf een zeldzaamheid zijn. 

USA-017. Stèle voor Rebecca Emans, overleden in 1797, op het kerkhof van Flatbush. De tekst is nog geheel in het Nederlands gesteld, maar het woord ‘leght’  bovenin wijkt wel af van het veel voorkomende ‘leyt’. (foto Leon Bok, 2009)USA-017. Stèle voor Rebecca Emans, overleden in 1797, op het kerkhof van Flatbush. De tekst is nog geheel in het Nederlands gesteld, maar het woord ‘leght’ bovenin wijkt wel af van het veel voorkomende ‘leyt’. (foto Leon Bok, 2009)

Conclusie

In tegenstelling tot de Engelse grafmonumenten in New England is de grafcultuur in de Hudson-vallei nog maar weinig onderzocht. Een goed beeld van de grafcultuur vanaf het begin van de eerste kolonie is ook nauwelijks meer te maken door de sterke stedelijke groei van dit gebied. Al vanaf de zeventiende eeuw moesten begraafplaatsen plaats maken voor wegen en gebouwen. Van sommige begraafplaatsen zijn de restanten overgebracht naar nieuwe begraafplaatsen, maar vaak werden de stenen voor andere doeleinden gebruikt. Veel is ook nog onbekend over de gewoonte van de Nederlanders om in de kerken te begraven. Lange tijd werd aangenomen dat de Nederlanders geen enkele traditie op dit terrein hadden en dat ze hun graven niet markeerden. Toen ze dat wel gingen doen, zouden ze eenvoudigweg de Engelse tradities hebben overgenomen. Recent onderzoek heeft aangetoond dat dit zeker niet het geval is.

 

Met dank aan Marieke Leeverink.

 

Vroege Nederlandse begraafplaatsen I - Nieuw Amsterdam • Vroege Nederlandse begraafplaatsen II - Buiten Nieuw Amsterdam • Vroege Nederlandse begraafplaatsen III - Materialen en teksten

 

Noot

  1. Schist is een metamorf gesteente dat zich gemakkelijk laat splitsen en niet erg moeilijk te bewerken is. Schist vormt een groot deel van de ondergrond in de staat New York.

Literatuur

  • Haacker, Fred C.; Burials in The Dyckman-Nagel Burial Ground, 1954.
  • Inskeep, Carolee, The graveyard shift: a family historian's guide to New York City cemeteries, Orem Utah 2000.
  • Richards, Brandon Karl; Comparing and Interpreting the Early Dutch and Englisch Gravemarkers of New York’s Lower Hudson Region; 2005.
  • Sypher, F.J. (vertaling en bewerking); Liber A. 1628-1700 of the collegiate churches of New York, Grand Rapids (MI) 2009
  • Welch, Richard F.; The New York and New Jersey Gravestone Carving Tradition, in Markers IV, 1987 (uitgave van de Association for Gravestone Studies)
  • Wieder, F.C. (inleiding en bezorging); De stichting van New York, Zutphen 2009.

 

Een gedeelte van dit artikel is uitgesproken in een lezing aan de Columbia University in New York op 29 oktober 2009. Het onderzoek voor die lezing en dit artikel werd mede mogelijk gemaakt door de Netherlands America Foundation (NFA) en ondersteund door professor Norman Weiss van de Columbia University.

  • Laatste update op .