Skip to main content

Vroege Nederlandse begraafplaatsen II - Buiten Nieuw Amsterdam

Buiten de almaar groeiende stad New York werden in de loop van de achttiende eeuw nog veel meer begraafplaatsen aangelegd. Veel van die begraafplaatsen werden aan de rand van de stad aangelegd, maar die haalde zo’n plek vaak snel weer in. De Nederlandse kerk groeide hard in New York en had al snel behoefte aan meer kerken.

Zo werd in 1729 de Middle Dutch Church in gebruik genomen met daaromheen een begraafplaats. De kerk lag zo’n 200 meter noordelijk van de kerk aan Garden Street. Het kerkhof werd iets minder dan een eeuw gebruikt. In 1823 mocht er niet meer begraven worden. Door straatverbredingen verdwenen daarna hele delen van het kerkhof totdat in 1844 alles werd opgeruimd. Tegenwoordig staat er ter plekke een groot bankgebouw. In 1768 werd de North Dutch Church gebouwd met daarbij ook een kerkhof. Deze moest ook gesloten worden in 1823 en in 1866 werd het land verhuurd. In 1875 werd de congregatie opgeheven. Zo ging het met meer kerkgenootschappen en dus ook met de kerkhoven. Van de eerste begraafplaatsen van de stad New York bestaan er nog enkele, waaronder de joodse. Van Nederlandse sporen is op die plekken nagenoeg niets te vinden. Veel van oorsprong Nederlandse gezinnen waren al in de zeventiende eeuw uitgeweken naar het landelijke deel van Manhattan of naar Long Island.

USA 013 Peter Stuyvesant tombstoneUSA 013 Peter Stuyvesant grafsteen (foto Leon Bok, 2009)

Vermeldenswaardig op Manhattan is natuurlijk de begraafplaats van Peter Stuyvesant (1611-1672), de laatste gouverneur van Nieuw Nederland. Op zijn bouwerij [1] liet hij in 1660 een kapel bouwen alwaar hij in 1672 ook begraven werd in een grafkelder. In 1793 schonk een achterkleinkind de grond van de vervallen kapel aan de Episcopal Church onder de voorwaarde dat men een nieuwe kerk zou bouwen. Die werd in 1795 opgeleverd, gewijd aan St. Mark. Vandaag de dag is ter plekke niet veel meer te zien dan een toegang tot de kelder waar Stuyvesant bijgezet is. De bijbehorende begraafplaats is helaas nogal ‘netjes’ gemaakt en weinig origineel meer.

Nog onder de heerschappij van de WIC werden buiten Nieuw-Amsterdam veel nieuwe nederzettingen gesticht met voornamelijk Nederlandse bewoners, zoals op Manhattan, Staaten Eylandt (nu Staten Island), ‘t Lange Eylandt (nu Long Island) en in de Hudson-vallei. Die dorpen ontstonden nadat de bevolking sterk toenam. Rond 1630 waren er ongeveer 300 Nederlanders in het gebied aanwezig. Dat aantal was vijftien jaar later gegroeid tot ongeveer 3.000. De groei bracht met zich mee dat er nieuwe nederzettingen opgezet werden. Het aantal anderstalige inwoners in de kolonie groeide ook sterk, met name door Engelse nieuwkomers. Zij stichten plaatsen als Vlissingen, Heemstede en Middelburgh. Deze dorpen hadden dan wel een Nederlandse naam, maar het merendeel van de bevolking sprak geen woord Nederlands. Nieuw-Amsterdam en Beverwijck bleven lang de grootste plaatsen in de kolonie. De dorpen die verderop genoemd worden, hadden gemiddeld aan het eind van de zeventiende eeuw zo’n 100 tot 200 inwoners. Bij de overname van de Engelsen woonden er zo’n 10.000 mensen in de hele kolonie.

Manhattan

Buiten Nieuw-Amsterdam werden op het eiland Manhattan nog enkele dorpen gesticht. Het eiland is iets meer dan 20 kilometer lang en het breedste punt meet bijna 4 kilometer. Op de totale oppervlakte van 59 vierkante kilometer besloeg Nieuw-Amsterdam slechts een klein deel in het uiterste zuiden. In het noorden van het eiland werd in 1658 Nieuw Haarlem gesticht. In 1667 werd de kerk gebouwd en kon men er ook begraven. Gedurende de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog (1775-1783) werd de kerk vernield, maar op dezelfde plek weer opgebouwd. Toen ook werden grafkelders aangelegd. In 1881 werd elders een nieuwe kerk gebouwd en delen van de grond werden verkocht. De resten van het kerkhof en de grafkelders werden overgebracht naar Woodlawn Cemetery in The Bronx.

Aan de westkant van Manhattan, net even boven Nieuw-Amsterdam werd Noortwijck of Greenwijck gesticht. Dit kleine gehucht kreeg pas aan het begin van de negentiende eeuw een kerk en eigen kerkhof. Het verdween een eeuw later voor de aanleg van 7th Avenue. Nog wat verder naar het noorden, nu aan de westkant van Central Park, lag het district Harsenville met het dorp Bloemendaal. Harsenville was genoemd naar een Nederlandse boer die hier land had en in 1805 de Bloomingdale Reformed Dutch Church stichtte. Vanaf 1809 werd hier ook begraven, maar het begraven moest in 1851 gestaakt worden. Dat was niet omdat het kerkhof vol was, maar omdat de stad toen het begraven ten zuiden van de 86ste straat verbood. In 1913 werd de kerkgemeenschap opgeheven. De kerk, alweer de derde van de gemeenschap, werd gesloopt.

Opgraving op de Dyckman-Nagle begraafplaats in 1926. Goed is te zien dat de stad de begraafplaats dan al dicht genaderd is. (Copyright Dyckman Collection)Opgraving op de Dyckman-Nagle begraafplaats in 1926. Goed is te zien dat de stad de begraafplaats dan al dicht genaderd is. (Copyright Dyckman Collection)

Ondertussen werden niet alleen bij kerken begraafplaatsen aangelegd. Vaak legde men bij de eigen boerderij, op eigen land, een familiebegraafplaats aan. Op Manhattan waren dat er slechts enkele, zoals de Kip familiebegraafplaats en de Dyckman-Nagle familiebegraafplaats. De eerste werd halverwege de negentiende eeuw al opgeruimd, terwijl die van de Dyckman familie het wat langer uithield. Hun begraafplaats werd aangelegd op eigen land dat ze samen met de familie Nagel hadden opgebouwd. Beide families hadden al in de zeventiende eeuw het land ten noorden van de huidige 190th Street in handen en bouwden hier hun boerderij. Het oppervlak van hun land bedroeg ongeveer 150 hectare, maar veel ervan was rotsige bodem en ongeschikt voor landbouw. De boerderij van de Dyckmans werd tijdens de Amerikaanse Revolutie vernield, waarna men langs de Kings Highway (nu Broadway), die over hun land liep, een nieuw huis bouwde. De begraafplaats lag iets noordelijker, tussen de huidige 212th en 213th Street en werd vermoedelijk al heel lang door de familie gebruikt. Later werden er ook andere families begraven. In het laatste kwart van de negentiende eeuw werd duidelijk dat ook dit gebied bebouwd zou gaan worden. Rond de eeuwwisseling liet de Dyckman-familie de resten van hun dierbaren overbrengen naar Oakland Cemetery in Yonkers. In 1926 werden door de gemeente de laatste resten overgebracht naar Woodlawn Cemetery in The Bronx. Toen was een deel van het terrein al bebouwd met appartementsgebouwen. Van de opgraving zijn foto’s bekend en ook werd een deel van de doden geïdentificeerd. In totaal werden 417 lijken overgebracht. Over de nog aanwezige grafstenen, voornamelijk negentiende-eeuws, is weinig bekend. Van de enkele familiebegraafplaatsen op Manhattan rest eigenlijk alleen nog de grafkelder van Peter Stuyvesant. 

Long Island

Ten oosten van Manhattan lag een langgerekt eiland dat door de Nederlanders ‘t Lange Eylandt werd genoemd. Het land was heuvelachtig, maar zeer vruchtbaar. In het westen van het eiland, dicht bij Nieuw-Amsterdam werden halverwege de zeventiende eeuw verschillende dorpen opgezet met toestemming van gouverneur Stuyvesant. Die dorpen waren respectievelijk:

  • Gravesende (Gravesend), gesticht in 1645
  • Vlissingen (Flushing), gesticht in 1645
  • Breukelen (Brooklyn), gesticht in 1646
  • Nieuw Amersfoort (Flatlands), gesticht in 1647
  • Midwout of Vlackebos (Flatbush), gesticht in 1652
  • Middelburgh (Elmhurst), gesticht in 1652
  • Rustdorp (Jamaica), gesticht in 1656
  • Nieuw Utrecht (New Utrecht), gesticht in 1657
  • Boswijck (Bushwick), gesticht in 1661

Niet alle dorpen werden opgezet door Nederlandse kolonisten. Zo werd Gravesende gesticht door lady Moody, een Engelse die vanwege haar afwijkende geloof vanuit de Engelse kolonie naar Nieuw-Nederland was gekomen. Ook bij de stichting van Boswijck waren maar weinig Nederlanders betrokken.

Kaart van Nieuw-Nederland rond 1660 met de voornaamste plaatsen uit die tijd.Kaart van Nieuw-Nederland rond 1660 met de voornaamste plaatsen uit die tijd.

Van de negen individuele dorpen is nauwelijks nog iets te herkennen in de huidige stad. New York City bestaat nu uit vijf buurten (boroughs) [2] waarvan Queens en Brooklyn op het meest westelijke deel van Long Island liggen. Flushing, Jamaica en Elmhurst liggen nu in Queens en er is weinig meer dat herinnert aan de Nederlanders. In Brooklyn is van de oorspronkelijke Nederlandse nederzettingen wel wat meer bewaard, zei het alleen al omdat op het wapen van de stad Brooklyn het motto “Eendracht maackt macht” prijkt. Nu telt er in Brooklyn zo’n 2,5 miljoen inwoners en bestaat de stad uit een strak geometrisch patroon van wegen en gebouwen. Hierdoor zijn oudere wegen nauwelijks nog te herkennen. Ondanks de enorme groei van Brooklyn zijn van vier van de zes oorspronkelijke dorpen nog de oude begraafplaatsen bewaard.

De oude begraafplaats van Breukelen (Brooklyn) is in 1849 buiten gebruik geraakt omdat er niet langer meer begraven mocht worden. In 1865 werden de resten en stenen overgebracht naar Green-Wood Cemetery. Niet lang daarna werd hier aan de Fultonstreet een vestiging van de kledingzaak Abraham & Strauss gebouwd, nu Macy’s. Dit deel van Brooklyn heet nu Down Town Brooklyn en is een druk centrum met winkels, overheidsgebouwen en hotels.

Een van de grafstenen afkomstig van het oude kerkhof van Brooklyn die in een cirkel geplaatst zijn op Green-Wood Cemetery. (foto Leon Bok, 2009)Een van de grafstenen afkomstig van het oude kerkhof van Brooklyn die in een cirkel geplaatst zijn op Green-Wood Cemetery. (foto Leon Bok, 2009)

Ook de begraafplaats bij de kerk van Boswijck (nu Bushwick) bestaat al lang niet meer. Begrafenissen vonden plaats tot 1870 en de kerk werd in 1919 verlaten. De oudste stenen dateerden van 1655. In 1872 zijn alle resten, inclusief de stenen overgebracht naar Cypress Hill Cemetery op de grens van Brooklyn en Queens. Getuigen verklaarden echter nog in 1935 enkele stenen te hebben gezien op de plek van de begraafplaats. Het gehele gebied is in ieder geval na 1872 opnieuw uitgegeven en bebouwd.

Van de vier nog bestaande begraafplaatsen kennen twee nog een kerk die op de oorspronkelijke plaats staat. Dat zijn Flatlands en Flatbush. De kerk van New Utrecht is verplaatst en de Nederlandse kerk van Gravesend stond elders in het dorp.

De kerkhoven van Flatlands en Flatbush zijn het meest interessant. Maar dat betekent niet dat de andere twee geen aandacht verdienen. In Gravesend werd vanaf ± 1650 begraven en de Nederlands Hervormde kerk van Gravesend koos na haar oprichting in 1654 deze plek als haar begraafplaats. Er werd tot 1810 door de congregatie begraven waarna de het eigendom van de begraafplaats werd overgedaan aan de gemeente. In de loop der tijd werd er steeds minder begraven totdat de begraafplaats in handen kwam van het departement van Parken & Recreatie van de stad New York. Helaas is de begraafplaats gesloten voor bezoek. Naast de begraafplaats ligt de begraafplaats van de familie Van Sicklen. Op de begraafplaats vinden we een aardig aantal oudere stenen waaronder ook een aantal met Nederlandse tekst. Ze dateren van de tweede helft van de achttiende eeuw en zijn uitgevoerd in het typische bruine zandsteen dat men uit New Jersey haalde.

In New Utrecht werd waarschijnlijk vanaf 1654 begraven, terwijl de kerk in 1677 georganiseerd werd. Tot 1826 stond de kerk op de begraafplaats, maar deze werd verplaatst naar een plek waar de gemeente beter bediend kon worden. De begraafplaats bleef ter plekke in gebruik en had een eigen, afgescheiden gedeelte voor tot slaaf gemaakten. Tot op de dag van vandaag wordt de begraafplaats gebruikt, maar dan slechts voor het bijzetten van urnen.

De oudste grafstenen op de begraafplaats zijn alle in de Engelse taal, maar veel namen zijn onmiskenbaar van Nederlandse afkomst zoals Cortelyou, Van Brunt, Van Pelt en Cowenhoven. De begraafplaats wordt door vrijwilligers onderhouden en was in 2009 ondanks hun inzet sterk overwoekerd. Ten opzichte van de andere begraafplaatsen in Brooklyn is dat nogal een groot verschil.

Flatbush, gelegen in het midden van de eerdergenoemde dorpen, kreeg in 1654 een kerk en niet lang daarna zal hier ook voor het eerst zijn begraven. Er werd waarschijnlijk ook in de kerk begraven, maar dat is tot op heden niet duidelijk. Wel bleek bij latere verbouwingen dat er oudere graven onder de kerk liggen. Maar of dat nou kwam doordat ze overbouwd waren bij kerkuitbreidingen of dat er daadwerkelijk in de kerk was begraven, werd niet duidelijk. Het kerkhof was in gebruik tot 1913. Opvallend veel Nederlandse teksten komen hier voor, wat wellicht komt doordat hier tot 1783 alle diensten in de kerk in het Nederlandse waren en mogelijk ook daarna nog door velen Nederlands werd gesproken. De oudste stenen dateren van rond het midden van de achttiende eeuw en bevatten Nederlandse teksten. De oudste Engelse tekst op het grafteken van iemand met een Nederlandse naam dateert van 1781. Op graftekens van op hoge leeftijd overleden lieden met een Nederlandse achtergrond, komt nog vaker Nederlands voor dan bij jonger overleden personen. De jongste Nederlandse tekst dateert van 1807, maar daarna zijn de teksten alle in het Engels.

USA-017.  Kerkhof van Flatlands met een variatie aan achttiende- en negentiende-eeuwse stèles. (foto Leon Bok, 2009)USA-017. Kerkhof van Flatlands met een variatie aan achttiende- en negentiende-eeuwse stèles. (foto Leon Bok, 2009)

Op het kerkhof van Flatlands is dat beeld ongeveer hetzelfde. Het kerkhof is vanaf 1663 in gebruik en bevat eveneens een aantal grafmonumenten met Nederlandse tekst. Een aantal oudere stenen is gerestaureerd door ze in een cementen ‘corset’ te gieten. Over het algemeen verkeren de stenen hier in een slechtere staat dan op Flatbush.

De verschillende oude kerkhoven hebben in ieder geval gemeen dat ze nu als een kleine groene oase te midden van de drukke stad liggen. 

Langs de Hudson

Net als op Manhattan en Long Island werden ook in de Hudson-vallei allerlei kleine nederzettingen gesticht. Van Nieuw-Amsterdam tot Fort Oranje (Albany) en zelfs nog verder werden in de zeventiende eeuw nieuwe dorpjes opgezet. In het gehele gebied verschenen ook zogenaamde patronaatschappen, grote stukken land in eigendom van een rijke Nederlander die de grond liet bebouwen door boeren. Rensselaerswijck was zo’n patronaatschap met eigen dorpen en boerderijen. Een patronaatschap had vaak ook eigen regels.

Terwijl de forten langs de rivier werden gebouwd, verschenen dorpen en boerderijen vaak wat verder van de rivier. Dit was een soort veiligheidsmaatregel tegen invallen van Inheemse Amerikanen die zich gemakkelijk over het water verplaatsten. Die enkele kilometers landinwaarts gaven de dorpelingen net de tijd om zich voor te kunnen bereiden op aanvallen. Ondanks deze voorzorgsmaatregel werden nederzettingen regelmatig doelwit van plundering en brandstichting.

Een van de grotere nederzettingen was Wiltwyck, nu Kingston geheten. Deze plaats, zo’n 140 kilometer ten noorden van New York, werd gesticht rond 1655. Het voortbestaan van Wiltwyck was wellicht een gevolg van een opstand niet lang daarvoor. Bewoners van verspreid liggende boerderijen trokken zich toen terug in het versterkte dorp. Hoewel men de voorkeur bleef houden aan de eigen boerderijen kreeg Wiltwyck juist door de dreiging van de Inheemse Amerikanen bestaansrecht als veilige plek voor de bewoners in de omgeving. In 1663 vonden vele inwoners van Wiltwyck de dood bij de laatste opstand van de Inheemse Amerikanen. Een jaar later werd de naam Wiltwyck door de Engelsen veranderd in Kingston. Er veranderde echter weinig voor de Nederlanders ter plekke. Ze bleven gewoon naar hun in 1659 gestichte kerk gaan en hun doden begroeven ze op de begraafplaats bij de kerk. In 1777 werd de kerk verwoest door plunderende Britten en daarbij zal ook het kerkhof sterk te lijden hebben gehad. Toch zijn er vandaag de dag nog aardig wat oude grafstenen te vinden op het kerkhof, waaronder enkele met Nederlandse tekst.

In het meer noordelijk gelegen Albany is dat echter heel anders. Albany startte rond 1618 als Fort Oranje, langs de Hudson, opgezet als vervanging van een eerder fort. Onder de WIC werd Fort Oranje van belang als doorvoerpost voor de bonthandel. De kleine nederzetting ten noorden van het fort kreeg in 1652 officieel de naam Beverwyck. De kerk had een klein kerkhof, maar doden die vóór de stichting van dit kerkhof vielen, werden begraven op een klein stukje land bij het fort. Er werd ook begraven in de kerk, maar er was al snel te weinig ruimte. In het huidige centrum was een kleine begraafplaats van de Dutch Reformed Church, maar die werd al in 1780 gesloten. Aan de rand van het uitdijende stadje werd een gemeentelijke begraafplaats aangelegd, maar ook die werd niet lang gebruikt. In 1801 werd een nog grotere begraafplaats geopend ten westen van Albany. Deze werd tot 1868 gebruikt.

USA-042. Oude grafmonumenten op de Church Ground op Albany Rural Cemetery. De stèles zijn vlak gelegd wat leesbaarheid en behoud niet goede komt. (fhoto Leon Bok, 2009)USA-042. Oude grafmonumenten op de Church Ground op Albany Rural Cemetery. De stèles zijn vlak gelegd wat leesbaarheid en behoud niet goede komt. (fhoto Leon Bok, 2009)

Toen was ook deze begraafplaats ingehaald door de bebouwing. In 1844 was de Albany Rural Cemetery geopend waar vervolgens de resten van de oude begraafplaats naar toe werden gebracht. Ook van andere kleinere begraafplaatsen zijn hier de resten naar overgebracht. Dat betekent dat je in het centrum van Albany vandaag de dag vergeefs zoekt naar de resten van Nederlandse graven. Die liggen allemaal ten noorden van de stad, op een bijna 300 hectare grote begraafplaats. Op grafveld nummer 49 zijn de grafmonumenten te vinden die ooit op de Dutch Church Cemetery stonden. Nu staan ze in elk geval niet meer, want op de zogenaamde “Church Ground” liggen de honderden stenen die overkwamen van de oudere begraafplaatsen, waaronder die van de Dutch Church. Omdat de stenen in het gras liggen, zijn ze overgroeid en nauwelijks leesbaar.

Elders op de begraafplaats ligt de begraafplaats van de familie Schuyler. Die werd in 1920 hierheen overgebracht vanuit Watervliet waar de familie vanaf 1672 een boerderij had. Zulke familiebegraafplaatsen waren feitelijk de meest gebruikte plaatsen om doden ter aarde te bestellen, zoals we ook al bij Manhattan zagen. Veel van die kleine begraafplaatsen zijn inmiddels overwoekerd, opgeruimd of overgebracht naar grote gemeentelijke begraafplaatsen zoals die van de Schuylers. Maar gelukkig zijn er nog enkele begraafplaatsjes in stand gehouden, zoals die van de familie Staats. Barent Staats kocht langs de Hudson nabij het huidige Castleton aan het eind van de zeventiende eeuw een eiland dat al snel de naam Staats Island kreeg. De boerderij hier stond bekend als de Hooghe Bergh vanwege de forse heuvel achter de boerderij. Op de zuidflank van deze heuvel legde de familie haar eigen begraafplaats aan. Zowel de boerderij als de begraafplaats zijn er nog steeds en de familie Staats is nog steeds de trotse eigenaar. Het begraafplaatsje wordt nog steeds gebruikt. Hoe klein ook, de geschiedenis van het begraven in de Hudson-vallei is er in een notendop te bekijken. Van de oude, nauwelijks bewerkte ruwe steen tot graniet, van alle is er wel een voorbeeld. Jammer genoeg zijn veel van zulke begraafplaatsen verdwenen.

Een aantal andere kleinere nederzettingen langs de Hudson kreeg pas in de loop van de achttiende eeuw een eigen kerk met kerkhof. Daar zijn dan ook geen bijzondere grafmonumenten te vinden.

Staaten Eylandt en New Jersey

In verhouding tot Manhattan, Long Island en de Hudson Vallei vestigden de Nederlanders zich pas relatief laat op Staten Island, zoals het eiland nu heet. Dat ligt niet aan desinteresse van de kant van de kolonisten. Ze probeerden vanaf 1639 verschillende malen voet aan de grond te krijgen op het eiland, maar dat liep telkens mis. Aanvallen van Inheemse Amerikanen zorgden ervoor dat de kolonisten verjaagd of gedood werden. Pas in 1661 werd vrede gesticht met de Inheemse Amerikanen en kon het eerste dorp worden gebouwd. Dat eerste dorp kreeg de naam Oude Dorp, nu Old Town. Onder de Engelsen werd het eiland een county onder de naam Richmond, naar een van de zonen van Charles II. In Port Richmond, in het noorden van het eiland, werd in 1665 de eerste kerk gebouwd. Hier werd ook begraven en kerk en kerkhof bestaan tot vandaag de dag. Op het kerkhof zijn de typische zandstenen stèles te vinden, maar teksten in het Nederlands zijn er niet (meer) te vinden. Wel namen als Van Pelt, Haughwout en De Hart!

USA-021. Aanduiding bij het kerkhof van Port Richmond. (fhoto Leon Bok, 2009)USA-021. Aanduiding bij het kerkhof van Port Richmond. (fhoto Leon Bok, 2009)

In de loop van de achttiende eeuw werd steeds meer land naar het oosten ontgonnen en werden kleine gemeenschappen gesticht door Engelse en Nederlandse kolonisten. In enkele van de dorpen werden Gereformeerde kerken gesticht, maar de Nederlanders behoorden in dit gebied niet tot de meerderheid. Daardoor zijn sporen van Nederlandse graven en namen wat moeilijker te traceren, maar sommige familiebegraafplaatsen zijn bewaard gebleven. Een mooi voorbeeld is te vinden in New Brunswick. Daar ligt een kleine begraafplaats met enkele stenen van de familie Leydt van rond 1760. De teksten zijn in het Nederlands en de steen is van een opvallende grijzige zandsteen. De vormgeving van de stenen lijkt op die van de bruine zandstenen stèles uit het gebied rond New York, maar het steenhouwwerk laat andere vormen zien, wat er op wijst dat er meer een Engelse stijl werd gevolgd. 

 

Met dank aan Marieke Leeverink.

 

Vroege Nederlandse begraafplaatsen I - Nieuw Amsterdam • Vroege Nederlandse begraafplaatsen II - Buiten Nieuw Amsterdam • Vroege Nederlandse begraafplaatsen III - Materialen en teksten

 

Noten

  1. Bouwerij is de naam voor een boerderij in Nieuw-Nederland. Het woord is in het Amerikaans verbasterd tot Bowery. De laan naar de bouwerij van Stuyvesant in New York bestaat nog steeds en heet ook Bowery.
  2. Een borough is een politieke verdeling die van oorsprong in Engeland wordt gebruikt. Het woord stamt af van het oud-Engelse woord burh, dat versterkte stad betekent (vergelijk: burcht). New York City kent vijf boroughs: Brooklyn, Manhattan, Staten Island, The Bronx en Queens. 

Literatuur

  • Haacker, Fred C.; Burials in The Dyckman-Nagel Burial Ground, 1954.
  • Inskeep, Carolee, The graveyard shift: a family historian's guide to New York City cemeteries, Orem Utah 2000.
  • Richards, Brandon Karl; Comparing and Interpreting the Early Dutch and Englisch Gravemarkers of New York’s Lower Hudson Region; 2005.
  • Sypher, F.J. (vertaling en bewerking); Liber A. 1628-1700 of the collegiate churches of New York, Grand Rapids (MI) 2009
  • Welch, Richard F.; The New York and New Jersey Gravestone Carving Tradition, in Markers IV, 1987 (uitgave van de Association for Gravestone Studies)
  • Wieder, F.C. (inleiding en bezorging); De stichting van New York, Zutphen 2009.

 

Een gedeelte van dit artikel is uitgesproken in een lezing aan de Columbia University in New York op 29 oktober 2009. Het onderzoek voor die lezing en dit artikel werd mede mogelijk gemaakt door de Netherlands America Foundation (NFA) en ondersteund door professor Norman Weiss van de Columbia University.

  • Laatste update op .