Skip to main content

Vroege Nederlandse begraafplaatsen I - Nieuw Amsterdam

Van de afgelopen paar honderd jaar zijn over de hele wereld sporen te vinden van Nederlandse aanwezigheid. Van Spitsbergen tot Brazilië en van Noord-Amerika tot India, overal zijn resten te vinden van Nederlandse handel en op veel plaatsen zijn begraafplaatsen aangelegd. Een van de gebieden was het territorium van Nieuw-Nederland in de huidige Verenigde Staten (VS). Rond dezelfde tijd vestigden de Engelsen zich in wat zij New England noemden en begonnen daar een kolonie die uiteindelijk de Nederlandse zou overvleugelen.

Het gebied waar de Nederlanders zich vestigden, ligt verspreid over wat nu de staten New Jersey, New York, Delaware en Connecticut zijn. Vooral op Manhattan, Brooklyn en in de vallei langs de Hudson waren de Nederlanders zeer actief. Vreemd genoeg dateren de oudste grafmarkeringen in dat gebied pas van het begin van de achttiende eeuw, hoewel de eerste vestiging er al een eeuw eerder plaatsvond. In verhouding tot New England is dat vreemd, want de oudste grafmarkeringen daar dateren uit het tweede kwart van de zeventiende eeuw, terwijl de oudste in de Hudsonvallei zeker van 60 à 70 jaar later dateren.

Hoe het begon

2009 was het Hudson-jaar. Precies 400 jaar eerder voer Henri Hudson met zijn schip de Halve Maen de rivier op die later naar hem genoemd zou worden. Het luidde het begin in van een heuse kolonie die tot 1664 onder Nederlands gezag stond. Het gebied waar de Nederlanders zich vestigden, noemde men destijds Nieuw-Nederland en strekte zich over een gebied uit dat minstens zo groot was als de hele Benelux. De voornaamste nederzettingen van de Nederlanders, en alle anderen die zich in het nieuwe land wilden vestigen, waren gelegen in de Hudson-vallei. Het meest bekend was Nieuw-Amsterdam, het huidige New York. Over de Nederlandse invloed op de regio voor wat betreft cultuur en politiek is al veel geschreven, maar over hoe en waar die eerste kolonisten hun doden ter aarde bestelden, is weinig bekend.

Portret van Henry HudsonPortret van Henry Hudson (Copyright New York Public Library Print Collection).

Overigens moet wel gezegd worden dat hoewel gesproken wordt van Nederlanders, het meer om een heterogene groep van mensen ging met een Nederlandse achtergrond. Taal en geloof waren bindend voor hen die uit de lage landen waren vertrokken naar de kolonie. Sommigen van hen hadden slechts enkele jaren in de Nederlanden doorgebracht, nadat ze uit Duitsland, Wallonië of Scandinavië naar de Lage Landen waren gekomen, meestal vanwege hun geloofsovertuiging. Sommige Nederlandse kolonisten trouwden in het nieuwe land met Engelsen, Schotten, Walen of anderen. Wat hen tot 1664 bond was de afkomst van de hoofdgroep van kolonisten en hun gemeenschappelijke taal en regels die ze naleefden. Met de heerschapprij van de  Engelsen duurde het nog zeker een eeuw voordat die achtergrond opging in wat Amerika zou worden. 

Oudste nederzettingen

Niet lang na 1609 reisden opnieuw schepen naar de Hudson, die men in eerste instantie de Noordrivier noemde. Men ging namens de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) of op basis van een octrooi van de Staten-Generaal. Langs de Hudson werden door deze pioniers allerlei kleine handelsposten opgezet. De handel betrof vooral bont en huiden. In 1614 werd nabij het huidige Albany (NY) het Fort Nassau opgericht. Dit was niet de eerste bebouwing op die plek, want Franse pelsjagers en handelaars hadden er al eerder een post opgezet. In 1618 werd Fort Nassau verlaten vanwege continue overstromingen. Meer zuidelijk werd Fort Oranje gebouwd.

Nadat in 1621 de Verenigde West-Indische Compagnie (WIC) was opgezet, kreeg die het alleenrecht voor de handel in Nieuw-Nederland. Het was niet de bedoeling van de WIC om Nieuw-Nederland te koloniseren, maar het te gebruiken als een wingewest voor de handel. Niet lang daarna, in 1624, werden de eerste kolonisten naar Noten Eiland (nu Governors Island) gestuurd. Dit eiland, gunstig gelegen in een baai waarin de Hudson en East River uitkomen, werd als eerste uitvalsbasis gebruikt. Van daar trok men door naar andere handelsposten die ondertussen langs de Hudson of elders waren opgezet of naar Fort Oranje. Over waar die eerste kolonisten - niet alleen Nederlanders maar met name Franse Hugenoten en Walen - hun doden begroeven, is nagenoeg niets bekend. Kerken werden pas veel later gebouwd, maar begraafplaatsen zal men zondermeer al eerder nodig hebben gehad. In al de geschiedenisboeken en onderzoek naar Nieuw-Nederland wordt hier echter niet over gerept. Omdat het in die eerste jaren om slechts enkele honderden mensen ging, verdeeld over een groot gebied, zullen de doden die vielen ook over een groot gebied begraven zijn. Ook zal het niet om grote aantallen zijn gegaan. Pas met de oprichting van de kerken, is er ook meer bekend over de begraafplaatsen.

Ten aanzien van de eerste grafmarkeringen in de Hudson-vallei en rond Nieuw-Amsterdam kan het volgende verondersteld worden

:

  • men markeerde de graven niet om geen aandacht te trekken van de Inheemse Amerikanen in de omgeving. Gezien de overwegend goede verhoudingen die de Nederlanders hadden met de Inheemse Amerikanen ligt dat echter niet voor de hand;
  • men markeerde de graven niet omdat er geen familie was of omdat men er gewoonweg geen prioriteit aan gaf;
  • men markeerde de graven met houten monumenten die na enkele jaren vanzelf verdwenen;
  • men markeerde de graven met eenvoudige, ruw bewerkte veldstenen zoals degene die later ook gevonden zijn. Mogelijk zijn de oudere verwijderd of gebruikt voor de bouw van huizen;
  • men markeerde de graven met stapels veldstenen. Dat was echter geen traditie in het thuisland. Als er toch stenen neer zijn gelegd dan zijn die later mogelijk voor andere doeleinden gebruikt. Dat zal vaak zijn gebeurd omdat men dan allang niet meer wist dat het om een graf ging;
  • de oudst bekende begraafplaatsen verdwenen in sommige gevallen al na enkele tientallen jaren en de mogelijk voorkomende grafmonumenten vond men toen wellicht niet behoudenswaardig.

Over de begraafplaatsen zelf is echter wel wat meer bekend. Dankzij oude plattegronden en kerkarchieven kan een beeld gereconstrueerd worden van de eerste begraafplaatsen in wat nu New York City is. 

Nieuw Amsterdam en de eerste begraafplaats

Al snel bleek Noten Eiland te klein om te kunnen dienen als uitvalsbasis voor de verdere uitbouw van Nieuw Nederland. Het vee dat men op de schepen had meegebracht, had op het kleine eiland nauwelijks ruimte om geweid te worden. Het vee wilde men gaan houden om te kunnen voorzien in de eerste levensbehoeften. Daarvoor had men dus meer land nodig. In het voorjaar van 1625 besloot de WIC om een fort te bouwen op het land aan de overzijde van het eiland. Dat land bleek ook een eiland, genaamd Manhattan, maar met meer land dan het kleine Noten Eiland. Willem Verhulst, de tweede gouverneur van Nieuw-Nederland, kreeg vanuit Nederland allerlei instructies over hoe het fort opgezet diende te worden. Het fort zou de naam Amsterdam krijgen, maar het plaatsje stond al snel bekend als Nieuw-Amsterdam. In juli 1625 startte men met de bouw en Verhulst volgde de uit Nederland afkomstige richtlijnen voor de aanleg van wegen en de verdeling van het land nabij het fort. Daarin stond ook welke juridische regels hij diende toe te passen.

In de instructies werd over een begraafplaats niets gezegd. Dergelijke zaken liet de WIC waarschijnlijk aan de kerk. Dat was de Hervormde kerk van Amsterdam. Die organiseerde echter pas in 1628 daadwerkelijk een kerk met een eigen dominee. Tot die tijd gebruikten gelovigen voor de samenkomst een ruimte in de molen van Nieuw-Amsterdam en werd de dienst verzorgd door een lekenpredikant. De eerste echte kerk werd gebouwd in 1633 in de Herenstraat, nu Broadstreet. Het zal geen groot gebouw zijn geweest, maar voldoende voor de toen aanwezige populatie. In 1642 was de kerk echter te klein geworden en werd in het fort een nieuwe kerk gebouwd. Deze was van steen en mogelijk begroef men hier ook in de kerk. De eerste echte begraafplaats werd iets ten noorden van het fort aangelegd (kruising huidige Morrisstreet en Broadway) en is op latere kaarten terug te vinden als ‘old church yard’. Hier werd mogelijk vanaf 1628 begraven, maar de precieze datum is onbekend. Met de groei van Nieuw-Amsterdam komt er meer informatie beschikbaar. Zo komt de begraafplaats in de archiefstukken voor, omdat de begraafplaats niet was voorzien van een hek. Hierdoor konden loslopende varkens er in de grond wroeten, wat gezien werd als hinderlijk. Uit die stukken weten we ook dat de begraafplaats ongeveer 25 bij 25 meter groot was.

Op 24 januari 1656 stelden de kerkmeesters voor om de oude begraafplaats op te ruimen en te gebruiken als bouwgrond voor nieuwe huizen. De begraafplaats verkeerde in zeer slechte staat en er werd voorgesteld om een nieuwe begraafplaats aan te leggen ten zuiden van het fort. Er zouden daar dan wel een aantal huizen gesloopt moeten worden. Burgemeesters en schepenen gaven echter aan daar niet veel voor te voelen. Zij stelden een plek voor ten westen van het fort in de buurt van de windmolen. Er gebeurde uiteindelijk niets. Waarschijnlijk was de situatie rondom het begraven hetzelfde als in het oude Amsterdam. De kerk zorgde voor de uitvaart, de begrafenis en alles wat daarbij hoorde, maar de gemeente zorgde voor de grond en het toezicht op het onderhoud. Maar wie het werk behoorde te doen was soms zeer onduidelijk, evenals wie voor wat behoorde te betalen. 

Tweede begraafplaats van Nieuw Amsterdam

De tweede begraafplaats die aangelegd werd in Nieuw-Amsterdam was niet voor de hervormde kerk, maar voor de kleine joodse gemeenschap. Het betroffen Sefardische joden die gevlucht waren uit Brazilië en hun toevlucht zochten in de als tolerant bekend staande Nederlandse kolonie. Zij hadden in 1654 de Shearith Israel congregatie opgericht. Om hun doden te begraven, kreeg de congregatie een klein stukje land toegewezen buiten de stad, hoewel de gouverneur Stuyvesant eerst tegen dit besluit was. In 1656 werd hier voor het eerst begraven. In 1681 werd de begraafplaats uitgebreid en in 1729 nog eens. Ondertussen werden ook in andere dorpen, op het ‘t Lange Eylandt (Long Island) en in het noorden van Manhattan, kleine begraafplaatsen aangelegd.

USA 009 Joodse begraafplaats (photo Leon Bok, 2009)USA-009. Joodse begraafplaats (foto Leon Bok, 2009)

Aanleg van de nieuwe stadsbegraafplaats

In 1662 was de eerste begraafplaats van Nieuw-Amsterdam kennelijk niet meer te gebruiken en werd net buiten de muur (nu Wallstreet), langs de doorgaande weg naar het noorden van Manhattan, een nieuwe openbare begraafplaats aangelegd. Op sommige kaarten van Nieuw Amsterdam staat deze begraafplaats niet als zodanig aangegeven, maar uit de archieven blijkt wel degelijk dat de begraafplaats toen werd aangelegd. Langs de weg (nu Broadway) strekte de begraafplaats zich uit over ongeveer 25 meter. Het had daarmee ongeveer dezelfde afmeting als de eerste begraafplaats.

Nadat de Engelsen in 1664 het bestuur hadden overgenomen en de stad New York werd genoemd, werd over de oude begraafplaats wederom gemeld dat deze in een zeer slechte staat verkeerde. In juni 1666 stelde de stad 500 gulden beschikbaar om een hek op te zetten omdat de kerk daar geen geld voor had. De kerk diende het geld wel terug te betalen aan de stad. In 1676 werd de oude begraafplaats opgeruimd en al snel werden hier huizen gebouwd. Tegenwoordig staat er een wolkenkrabber op dezelfde plek. Vanaf 1676 was de nieuwe openbare begraafplaats buiten de wal volop in gebruik. 

More cemeteries

Zoals eerder al werd vermeld, legde de joodse gemeenschap in 1656 een eigen begraafplaats aan. Die bestaat tot op de dag van vandaag, maar wat nog rest is slechts een fractie. Er werd nog begraven tot in 1831, maar al rond 1800 was de begraafplaats nauwelijks meer in gebruik. De begraafplaats ligt aan St. James Place. Nu een drukke buurt, maar destijds was het een landelijk gelegen uithoek buiten de stad. De begraafplaats staat bekend als de eerste begraafplaats. De begraafplaats heeft roerige tijden doorstaan en ligt nu ietwat verscholen in een drukke omgeving. Veel van de grafstenen en stoffelijke resten zijn overgebracht naar wat nu de derde begraafplaats wordt genoemd, gelegen aan de 21th Street. Deze begraafplaats werd geopend in 1829 en was slechts in gebruik tot 1851. Ook zijn delen overgebracht naar een grote joodse begraafplaats in Queens.

In 1693 nam de Dutch Reformed Church, zoals de kerkgemeente nu genoemd werd, een tweede kerk in gebruik in Garden Street (nu Exchange Place). De diensten in de kerk werden nog gewoon in het Nederlands gedaan, net als in alle andere kerken van de Dutch Reformed Church. Rondom de kerk aan Garden Street werd vanaf 1701 ook begraven. Dat duurde tot 1766 toen de gemeente het begraven in de almaar groeiende stad verbood. Kerk en begraafplaats bleven in stand tot 1835. Tijdens een grote brand dat jaar raakte de kerk zo zwaar beschadigd dat die niet meer werd opgebouwd. De graven werden overgebracht naar een tweetal grafkelders op de New York Marble Cemetery [1]. Wat er met eventuele grafmonumenten is gebeurd, is niet bekend. Het vernielde gebied werd totaal opnieuw ingericht en bebouwd met meer bij de tijd passende gebouwen.

3.	Het noordelijke deel van Trinity churchyard, waar ooit de tweede begraafplaats van Nieuw-Amsterdam moet hebben gelegen. (Photo Leon Bok, 2009)Het noordelijke deel van Trinity churchyard, waar ooit de tweede begraafplaats van Nieuw-Amsterdam moet hebben gelegen. (Foto Leon Bok, 2009)

Van de eerste Nederlandse begraafplaatsen in Nieuw-Amsterdam/New York resteert ter plekke nauwelijks iets meer. Alleen van de tweede begraafplaats is nog iets terug te vinden. In 1697 bouwde de congregatie van de Anglicaanse Trinity Church ten zuiden van deze begraafplaats haar kerk. Het kerkhof bij die kerk grensde aan de openbare begraafplaats. In 1703 nam de Trinity Church de openbare begraafplaats over onder voorwaarde dat de gemeente de begraafplaats mocht blijven gebruiken. Uiteindelijk werd het begraven hier gestaakt in 1822. Toen waren hier 160.000 stoffelijke overschotten begraven. De huidige Trinitykerk dateert van 1846. Op het kerkhof zijn geen sporen meer te vinden van Nederlandse grafmonumenten of namen die een herinnering oproepen aan Nederlanders. 

 

Met dank aan Marieke Leeverink.

 

Vroege Nederlandse begraafplaatsen I - Nieuw Amsterdam • Vroege Nederlandse begraafplaatsen II - Buiten Nieuw Amsterdam • Vroege Nederlandse begraafplaatsen III - Materialen en teksten

 

Noot

  1. New York Marble Cemetery werd zelf in 1937 gesloten. De begraafplaats is te vinden in het blok tussen East 2nd en East 3rd Street en 2nd Avenue en de Bowery in Manhattan.

Literatuur

  • Haacker, Fred C.; Burials in The Dyckman-Nagel Burial Ground, 1954.
  • Inskeep, Carolee, The graveyard shift: a family historian's guide to New York City cemeteries, Orem Utah 2000.
  • Richards, Brandon Karl; Comparing and Interpreting the Early Dutch and Englisch Gravemarkers of New York’s Lower Hudson Region; 2005.
  • Sypher, F.J. (vertaling en bewerking); Liber A. 1628-1700 of the collegiate churches of New York, Grand Rapids (MI) 2009
  • Welch, Richard F.; The New York and New Jersey Gravestone Carving Tradition, in Markers IV, 1987 (uitgave van de Association for Gravestone Studies)
  • Wieder, F.C. (inleiding en bezorging); De stichting van New York, Zutphen 2009.

 

Een gedeelte van dit artikel is uitgesproken in een lezing aan de Columbia University in New York op 29 oktober 2009. Het onderzoek voor die lezing en dit artikel werd mede mogelijk gemaakt door de Netherlands America Foundation (NFA) en ondersteund door professor Norman Weiss van de Columbia University.

  • Laatste update op .